In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname, was aangeklaagd voor verduistering van twee tijdschriften en twee kranten, die toebehoorden aan een bedrijf in het Plaza Shopping Center te Schiphol. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van opzettelijke verduistering en wederrechtelijke toe-eigening van de goederen. Tijdens de zitting op 3 april 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij ten tijde van de feiten verward was door medicijngebruik, en verklaarde de primair ten laste gelegde verduistering bewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 16 uren, subsidiair 8 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.