ECLI:NL:GHAMS:2018:2964

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
23-003295-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van goederen in een winkel te Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname, was aangeklaagd voor verduistering van twee tijdschriften en twee kranten, die toebehoorden aan een bedrijf in het Plaza Shopping Center te Schiphol. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van opzettelijke verduistering en wederrechtelijke toe-eigening van de goederen. Tijdens de zitting op 3 april 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij ten tijde van de feiten verward was door medicijngebruik, en verklaarde de primair ten laste gelegde verduistering bewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 16 uren, subsidiair 8 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003295-16
Datum uitspraak: 17 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-236085-15 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt Suriname (Suriname) op [geboortedag] 1950,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij, op of omstreeks 7 oktober 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk twee tijdschriften en twee kranten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], gelegen in of aan het Plaza Shopping Center (te Schiphol), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten, voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 7 oktober 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft wegenomen twee tijdschriften en/of twee kranten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (gelegen aan of in het Plaza Shopping Center), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

Anders dan de raadsman heeft bepleit is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde handelingen verward was als gevolg van medicijngebruik en het telefoongesprek dat hij toen voerde en daardoor niet rationeel heeft gehandeld. De enkele, niet nader onderbouwde, stelling van de raadsman van de verdachte is daartoe onvoldoende. Het hof zal dan ook de primair tenlastegelegde verduistering bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 7 oktober 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk twee tijdschriften en twee kranten, toebehorende aan [bedrijf], gelegen in het Plaza Shopping Center te Schiphol, en welke goederen verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten, voornoemde goederen te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus die goederen anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 16 uren, subsidiair 8 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van twee kranten en twee tijdschriften toebehorende aan [bedrijf]. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de benadeelde.
Naar het oordeel van het Hof kan, gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2018 waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het onderhavige feit al vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, niet worden volstaan met het opleggen van een geldboete, zoals verzocht door de verdachte en diens raadsman.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Bek, mr. G. Oldekamp en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2018.
Mr. S. Bek is buiten staat dit arrest te ondertekenen.