ECLI:NL:GHAMS:2018:2927

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-003644-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een politieambtenaar in functie tijdens rechtmatige uitoefening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van het beledigen van een politieambtenaar, [verbalisant 1], tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie op 4 mei 2017 in Zaandam. De verdachte had de agent beledigd door te zeggen: 'Ik vind jou een teringlijer'. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belediging, en dat er voldoende bewijs was, waaronder verklaringen van de betrokken politieambtenaren en een video-opname van het incident. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de straf bepaald op een taakstraf van 30 uren, in plaats van een geldboete, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft ook de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte gelast.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en heeft de teruggave van de in beslag genomen iPhone 6 gelast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003644-17
datum uitspraak: 11 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-081895-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te te Zaandam binnen de gemeente Zaanstad opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] (hoofdagent polite eenheid Noord-Holland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik vind jou een teringlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2017 te Zaandam binnen de gemeente Zaanstad opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] (hoofdagent politie eenheid Noord-Holland), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik vind jou een teringlijer".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de na te noemen wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017090722-2 van 4 mei 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. 7-10).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven:
Op 4 mei 2017 was ik, [verbalisant 1], hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland, belast met noodhulpsurveillance. Ik was in burger gekleed en verplaatste mij in een onopvallend dienstvoertuig. Toen ik omstreeks 3.52 uur reed op de Peperstraat te Zaandam, gemeente Zaanstad, werd ik in de tegenovergestelde richting gepasseerd door een voertuig van het merk Lancia voorzien van kenteken [kenteken], blijkens het politiesysteem op naam gesteld van [verdachte], geboren op [geboortedag]1986 te [geboorteplaats]. Ik zag dat de Lancia voor de rotonde ongeveer 30 à 40 seconden stil stond en de rotonde niet opreed. Het stilstaan vond ik opvallend aangezien de gehele rotonde verkeersvrij was. Ik zag dat de Lancia bij het verlaten van de rotonde geen richting aangaf. Ter controle op de juiste naleving van de regels gesteld bij en krachtens de Wegenverkeerswetgeving, gaf ik de bestuurder van de Lancia een volgteken middels het verlichte transparant aan de achterzijde van mijn dienstvoertuig. Ik zag dat de bestuurder gevolg gaf aan dit volgteken. Ik nam de Lancia mee naar het tankstation Total te Zaandam en zag dat de Lancia tot stilstand kwam. Ik stapte uit mijn dienstvoertuig en liep naar de Lancia. Ik zag direct dat de bijrijder de verdachte [verdachte] betrof en dat er in het voertuig drie personen zaten. Ik begroette hen en zei tegen de inzittenden dat ik van de politie was. Ik legitimeerde mij middels mijn van dienstwege verstrekte legitimatiebewijs. Ik hield deze met gestrekte arm voor mij uit en zag dat de bestuurster en de verdachte naar mijn legitimatiebewijs keken. Ik vroeg aan de bestuurster of zij ter inzage haar rijbewijs en het kentekenbewijs van de Lancia kon tonen. Ik zag dat de verdachte het kentekenbewijs van de Lancia aan mij overhandigde en hoorde hem zeggen dat het zijn eigen auto betrof. Ik hoorde de bestuurster zeggen dat zij geen rijbewijs bij zich had. Ik vroeg aan de bestuurster om haar personalia op te geven.
Ik hoorde de bestuurster tegen de verdachte zeggen dat hij even eten moest halen bij het tankstation waarna de verdachte uit de Lancia stapte. Ik zag dat hij bloeddoorlopen ogen had, onvast ter been was en met dubbele tong sprak. De verdachte liep naar mijn dienstvoertuig dat voor de Lancia stond geparkeerd. Het bestuurdersportier van mijn dienstauto stond open en ik zag dat de verdachte twee meter verwijderd stond van mijn open portier. Hij riep vervolgens naar mij: "Hé, het is toch niet handig dat je het portier openlaat. Ik kan er zo in, ik rijd er zo mee weg. Jij bent de politie toch, wat doe je dan als ik weg ben. Ik neem je auto mee, ik bots verderop tegen een boom en dan stap ik in een andere auto." Ik zag dat de verdachte naar mij toeliep en dat hij een meter van mij verwijderd stond. Ik zag dat hij zijn rechter hand naar boven haalde ter hoogte van zijn hoofdhoogte en met zijn wijsvinger naar mij wees. Ik hoorde hem het volgende schreeuwen: "Ik vind jou echt een teringlijer." Ik heb tegen de verdachte gezegd dat hij is aangehouden ter zake belediging en niet tot antwoorden verplicht was.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017090689-7 van 4 mei 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 14).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergeven:
Op 4 mei 2015 omstreeks 12:10 uur was ik in verhoor met de verdachte [verdachte], geboren op 20 juli 1986 te Amsterdam, ter zake van het beledigen van een ambtenaar in functie. De verdachte verklaarde dat hij met zijn gsm het hele incident gefilmd zou hebben. Ik heb vervolgens met toestemming van de verdachte zijn gsm uit zijn fouillering gehaald en naar de verhoorkamer gebracht. In mijn bijzijn ontgrendelde de verdachte zijn gsm en liet mij de galerij met foto’s en video’s zien. Ik zag dat de laatste drie filmpjes in het donker waren opgenomen. Ik bekeek het eerste van de drie filmpjes dat 12 seconden lang was. Ik zag dat mijn collega (het hof begrijpt: aangever
[verbalisant 1]) werd gefilmd en ik hoorde een stem. Deze stem kwam duidelijk van degene die aan het filmen was. Ik herkende deze stem direct als zijnde de stem van de verdachte die ik op dit moment aan het horen was. Ik hoorde de stem op de film zeggen tegen de agent op straat (het hof begrijpt: aangever [verbalisant 1]): “Ik vind jou een teringlijer!”
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 27 juni 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven:
Het klopt dat er, toen wij achter de auto van de agent aanreden, aan de achterzijde van diens auto een roodverlicht bord (het hof: een lichtkrant) te zien was met daarop de woorden “stop, politie”.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet bekend is hoe (naar het hof begrijpt: door politieambtenaar [verbalisant 2]) is vastgesteld dat de stem van de verdachte te horen is op het filmpje. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de strafverzwarende kwalificatie van het beledigen van een ambtenaar in functie niet bewezen kan worden, omdat het voor de verdachte niet evident was dat de [verbalisant 1] een politieambtenaar was. Dat de verdachte een bord met de tekst ‘stop, politie’ heeft gezien zegt in de beleving van de raadsman nog niets, omdat er immers ook gevallen bekend zijn waarin personen onbevoegd politiepakken aantrekken, aan de deur komen en mensen beroven.
Het verweer van de raadsman vindt in al zijn onderdelen genoegzame weerlegging in de bovengenoemde bewijsmiddelen en wordt aldus verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,00.
De raadsman heeft verzocht om een lagere geldboete dan door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een politieambtenaar. Hij heeft deze politieambtenaar, die gewoon zijn werk deed en vriendelijk wist te blijven toen hij daarbij werd gehinderd door het buitengewoon vervelende gedrag van de verdachte, in zijn eer en goede naam aangetast en zijn gezag als ambtsdrager ondermijnd.
Mede gelet op de beperkte draagkracht van de verdachte, acht het hof oplegging van een taakstraf in plaats van een geldboete passend en geboden. Bij het bepalen van de duur van deze taakstraf heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft getoond geen enkel inzicht te hebben in zijn laakbare gedrag en hier geen verantwoordelijkheid voor heeft genomen, zelfs niet nadat hem werd voorgehouden dat hij het betreffende feit eigenhandig op film had vastgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 30 uren passend en geboden. Volstaan met een geringe geldboete, zoals bepleit door de raadsman, zou te zeer voorbij gaan aan de ernst van het bewezenverklaarde.

Beslag

Nu het belang van strafvordering het voortduren van het beslag op een aan de verdachte toebehorende mobiele telefoon (iPhone 6) niet langer vordert, zal het hof de teruggave hiervan aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoon (iPhone 6, goednummer 750952).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. R. Kuiper en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juli 2018.
[…]