ECLI:NL:GHAMS:2018:2926

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-002957-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een lokfiets te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van diefstal van een lokfiets van het merk Cortina, die op 23 maart 2017 was geplaatst nabij metrostation Postjesweg in Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. De verdachte had betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de lokfiets niet was geplaatst op een plek die bekend staat als een diefstal hotspot. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen reden was om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte kort na de diefstal in het bezit was van de lokfiets en dat er geen solide bewijs was voor zijn alternatieve lezing van de gebeurtenissen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van de lokfiets en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De straf is opgelegd op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met het strafblad van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002957-17
datum uitspraak: 11 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-055870-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanuit de Postjesweg heeft weggenomen een (lok)fiets (van het merk Cortina), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie Amsterdam/Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (lok)fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een (lok)fiets (van het merk Cortina) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een zwaardere strafoplegging komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie op de voet van artikel 359a Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de lokfiets, die is geplaatst ter hoogte van metrostation Postjesweg, niet is ingezet op een plaats die bekend staat als een plek waar veel fietsen worden gestolen, waardoor sprake is van een schending van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, zoals die voortvloeien uit het zogenaamde Tallon-criterium.
Naar het oordeel van het hof voldoet dit betoog niet aan de eisen die aan een tot niet-ontvankelijkverklaring strekkend verweer moeten worden gesteld, zodat het hof hier niet inhoudelijk op zal reageren. Daarbij merkt het hof ten overvloede op dat in Amsterdam – in het bijzonder nabij stations van het openbaar vervoer – nagenoeg geen plek te duiden is als een plaats waar niet veel fietsen worden gestolen.

Bewijsvoering en reactie op een bewijsverweer

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal van een lokfiets. Daartoe heeft zij aangevoerd dat daarvoor geen direct bewijs is, nu het enkele feit dat de verdachte de fiets voorhanden had niet tot de conclusie kan leiden dat de verdachte de fiets ook gestolen heeft. Daarnaast kan het alternatieve scenario zoals door de verdachte is geschetst in haar optiek niet worden uitgesloten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Vast is komen te staan dat de lokfiets van het merk Cortina toebehorende aan de politie op 21 maart 2017 omstreeks 14:15 uur is neergezet ter hoogte van het metrostation op de Postjesweg te Amsterdam en deugdelijk is afgesloten met een kabelslot. [1] Uit het proces-verbaal van bevindingen [2] van politieambtenaar [verbalisant 1] van 23 mei 2017 en de bij dit proces-verbaal gevoegde uitdraai van de bakengegevens van de fiets (pagina’s 3, 4 en 5 van het zaaksproces-verbaal), blijkt dat de lokfiets op 23 maart 2017 om 12:50:49 uur in beweging kwam en zich verplaatste over de Postjesweg in de richting van het Rembrandtpark en zich bleef bewegen in de richting van de Hoofdweg. Omstreeks 12:58 uur is de verdachte aangehouden op de Postjesweg terwijl hij in het bezit was van deze lokfiets. [3]
Naar zijn zeggen heeft de verdachte de fiets aangeboden gekregen voor 100 euro door een Poolse of Hollandse man bij de ingang van het metrostation Postjesweg. Na 3 of 4 minuten onderhandelen kwamen zij overeen dat de verdachte terstond 90 euro zou betalen en de overige 10 euro na ontvangst van de papieren en de sleutel van de fiets. De verdachte is vervolgens achter de verkoper, die nog een tweede fiets in zijn bezit had, aangefietst richting zijn huis alwaar de papieren en de sleutel zich zouden bevinden. Na 300 à 400 meter werd de verdachte echter aangehouden door de politie terwijl de verkoper, die nog een duim opstak richting de politie, wegfietste. De verdachte zou nog naar de verkoper hebben geroepen dat hij moest stoppen.
Het hof acht de door de verdachte gepresenteerde lezing niet aannemelijk geworden nu het dossier geen enkel solide aanknopingspunt biedt voor de juistheid ervan. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat voornoemd proces-verbaal van Van Dooren, in samenhang bezien met de bakengegevens van de lokfiets, onvoldoende grond geven aan de stelling van de verdachte dat hij eerst enkele minuten heeft staan onderhandelen over de aankoop en prijs van de fiets. Het hof schuift de alternatieve lezing van de verdachte dan ook ter zijde.
Gelet hierop en gezien het feit dat de verdachte zeer kort na de diefstal van de fiets is aangetroffen in het bezit van de betreffende fiets, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de fiets heeft gestolen en dat hij daartoe het slot waarmee de fiets was afgesloten heeft verbroken. Mitsdien kan het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Het verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 maart 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de Postjesweg heeft weggenomen een (lok)fiets van het merk Cortina toebehorende aan de politie, waarbij verdachte die weg te nemen (lok)fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de voormelde bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, de verdachte een geldboete op te leggen, eventueel aangevuld met een werkstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. Daarmee heeft de verdachte blijk gegeven zich niets aan te trekken van het eigendomsrecht van derden. Bovendien is fietsendiefstal een ergerlijk feit waarmee financiële schade en overlast aan de gedupeerde kan worden veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2018 is hij eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld ter zake van (gekwalificeerde) vermogensdelicten, hetgeen sterk in zijn nadeel weegt. Gelet hierop kan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf, zoals bepleit door de raadsvrouw, niet worden volstaan. Sterker nog, het hof is van oordeel dat de straf die door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd in het licht van het strafblad van de verdachte onvoldoende recht doet aan zijn persoon en aan de omstandigheden van dit geval.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juli 2018.
[…]

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] van 23 maart 2017, pagina’s 1 en 2 van het zaaksproces-verbaal.
2.Eveneens in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar.
3.Het in de wettelijke vorm door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 23 maart 2017, pagina’s 13 en 14 van het zaaksproces-verbaal.