ECLI:NL:GHAMS:2018:2925

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-003947-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was aangeklaagd voor het rijden onder invloed van alcohol. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 600,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 juni 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter een kennelijke vergissing had gemaakt in de bewezenverklaring, die is gecorrigeerd. De verdachte had op 21 mei 2017 een ademalcoholgehalte van 730 µg/l, wat duidt op een aanzienlijke hoeveelheid alcohol in zijn bloed. De verdachte had eerder al onherroepelijk veroordelingen op zijn naam staan voor vergelijkbare feiten, wat in zijn nadeel werd meegewogen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen, evenals de financiële situatie van de verdachte, die afhankelijk was van een Wajong-uitkering en een aanzienlijke schuldenlast had.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de straf te matigen en in plaats van een geldboete een taakstraf van 40 uren op te leggen, naast de ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige werd bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003947-17
datum uitspraak: 11 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer
96-095500-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat:
- het hof de juiste inhoud van de bewezenverklaring vaststelt door deze verbeterd te lezen door daarin tussen “microgram” en “bleek te zijn” in te voegen de ten laste gelegde woorden “alcohol per liter uitgeademde lucht", die als gevolg van een kennelijke vergissing in de bewezenverklaring ontbraken en
- de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen worden vervangen door de navolgende.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal met nummer 210520172344033237 van 21 mei 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] (dienstnummer 33237) en
[verbalisant 2] (dienstnummer 19641). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag op 21 mei 2017 (het hof begrijpt: op 20 mei 2017) om 23.44 uur te Amsterdam op de Van der Pekstraat [verdachte] als bestuurder van een bromfiets optreden. Het eerste contact was om 23.46 uur. Aanleiding voor een vordering ademtest vormde het rijgedrag van [verdachte]. De adem van verdachte rook naar alcohol en zijn ogen waren bloeddoorlopen. [verdachte] blies bij de ademtest op 21 mei 2017 (het hof begrijpt: 20 mei 2017) om 23.48 uur een F-indicatie. Op 21 mei 2017 om 00.23 uur is [verdachte] door de verbalisant [verbalisant 1] aan een ademanalyse onderworpen, met als resultaat een promillage van 730 µg/l (testnummer: 170521730).
De verdachte werd gehoord door verbalisant [verbalisant 2] en erkende dat hij na het nuttigen van alcoholhoudende drank als bestuurder is opgetreden. Hij verklaarde verder: “Of ik gedronken heb? Wat is dat voor stomme vraag? Dat kan je zo zien toch? Ik geef ook gewoon eerlijk toe dat ik gedronken heb en neem de volledige verantwoordelijkheid”.
Bij controle (bij de) RDW (bleek dat er) geen rijbewijs (op naam van [verdachte] is) afgegeven.
2. Een geschrift, te weten een afdruk van een uitslag van een ademanalysetest. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Testnummer: 170521730
Startdatum en -tijd: 21-05-2017 – 00:23
Verdachte: [verdachte]
Bedienaar: [verbalisant 1]
Ademonderzoekresultaat: 730 µg/l
Het onder 2 opgenomen bewijsmiddel – een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering – is slechts gebezigd in verband met de inhoud van het
andere bewijsmiddel.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan het verkeer op zijn bromfiets terwijl hij onder invloed was van een zeer aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Met zijn gedrag heeft de verdachte zijn eigen veiligheid, maar bovenal die van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Alcohol in het verkeer leidt jaarlijks tot vele ongelukken, met schade, letsel of soms zelfs de dood tot gevolg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens het weigeren van zijn medewerking aan een ademonderzoek alsmede het rijden zonder rijbewijs. Dat hij hieruit geen lering heeft getrokken wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen bij een gemeten ademalcoholgehalte als hier aan de orde aan beginnend bestuurders van brom- en snorfietsen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt als straffencombinatie genoemd, met toepassing van de naast hogere schaal in verband met de recidive, een geldboete ter hoogte van € 600,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Tegen die achtergrond acht het hof de straffencombinatie, als door de politierechter opgelegd, in beginsel op zijn plaats. Ter terechtzitting in hoger beroep is echter naar voren gekomen dat de financiële draagkracht van de verdachte zeer gering is. Hij komt rond van een Wajong-uitkering en heeft een aanzienlijke schuldenlast. Het hof acht het om die reden passend om een taakstraf in plaats van een geldboete op te leggen. Volstaan met een matiging van de geldboete, zoals door de raadsvrouw is verzocht, zou te zeer voorbij gaan aan de ernst van het bewezenverklaarde en het strafblad van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 40 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juli 2018.