ECLI:NL:GHAMS:2018:2922
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Albanië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep. De tenlastelegging betrof een periode van 1 augustus 2016 tot en met 8 februari 2017, waarin de verdachte samen met anderen hennep zou hebben geteeld en/of bewerkt en/of aanwezig heeft gehad in een pand in Amsterdam.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep vorderde. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger aan te merken. Het hof heeft in zijn overwegingen meegenomen dat de verdachte pas kort voor de ontdekking van de hennep in Nederland was aangekomen en dat er verfspullen in de woning waren aangetroffen, wat zijn verklaring ondersteunde dat hij slechts tijdelijk in de woning verbleef om deze te schilderen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. G. Oldekamp, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.J. Dubelaar zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting.