ECLI:NL:GHAMS:2018:2922

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-000781-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Albanië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep. De tenlastelegging betrof een periode van 1 augustus 2016 tot en met 8 februari 2017, waarin de verdachte samen met anderen hennep zou hebben geteeld en/of bewerkt en/of aanwezig heeft gehad in een pand in Amsterdam.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep vorderde. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger aan te merken. Het hof heeft in zijn overwegingen meegenomen dat de verdachte pas kort voor de ontdekking van de hennep in Nederland was aangekomen en dat er verfspullen in de woning waren aangetroffen, wat zijn verklaring ondersteunde dat hij slechts tijdelijk in de woning verbleef om deze te schilderen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. G. Oldekamp, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.J. Dubelaar zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000781-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-701218-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1980,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2016 tot en met 08 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 966,14 gram hennep en/of 16, althans een of meer gesealde zakken met hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent dat overtuigend bewijs ontbreekt dat de verdachte als pleger of medepleger betrokken is geweest bij de hoeveelheid hennep die is aangetroffen in de woning waar hij verbleef. Daarbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat uit het dossier blijkt dat de verdachte pas enkele dagen eerder in Nederland is gearriveerd en dat in de woning verfspullen zijn aangetroffen, hetgeen steun biedt voor de verklaring van de verdachte dat hij slechts voor korte tijd in de woning verbleef om deze te schilderen. Het enkele feit dat de hennep is aangetroffen in de kamer waarin de verdachte sliep en hij hier mogelijk wetenschap van heeft gehad, is naar het oordeel van het hof in de gegeven situatie onvoldoende om te kunnen spreken van aanwezig hebben als bedoeld in art. 3 onder C van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2018.
mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.