ECLI:NL:GHAMS:2018:2918

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-004239-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van GHB en amfetamine met vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid GHB en amfetamine, alsook voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 22 april 2016 in Beverwijk hebben voorgedaan. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juni 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1 liter GHB en 0,2 gram amfetamine, alsook een semi-automatisch pistool en munitie van categorie III. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is een taakstraf van 240 uren opgelegd. Het hof heeft bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling voor zijn drugsgebruik. De verdachte heeft in het verleden soortgelijke feiten gepleegd en zijn verslavingsgevoeligheid is als een risicofactor aangemerkt. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding door de reclassering om recidive te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004239-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer
15-256477-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 22 april 2016 te Beverwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 0,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde GHB en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2,hij op of omstreeks 22 april 2016 te Beverwijk een of meer wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch, double-action pistool (merk FEG, type walam 48), en/of munitie van categorie III, te weten patroonmagazijn met daarin 7 voor dit vuurwapen scherpe kogelpatronen (kaliber 9mm x 17), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd
.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.2.hij op 22 april 2016 te Beverwijk een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch, double-action pistool (merk FEG, type walam 48), en munitie van categorie III, te weten een patroonmagazijn met daarin 7 voor dit vuurwapen scherpe kogelpatronen (kaliber 9mm x 17), voorhanden heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en heeft daarbij bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden, te weten een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling inzake het drugsgebruik van de verdachte indien de reclassering dit nodig acht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid GHB en amfetamine. Het gebruik van deze verdovende middelen heeft een verslavende werking en kan leiden tot ernstige schade voor de gezondheid. Tevens bevordert het gebruik van deze middelen georganiseerde, de samenleving ondermijnende, criminaliteit. Ook heeft de verdachte een vuurwapen en een patroonmagazijn met daarin zeven patronen voorhanden gehad, naar zijn zeggen voor eigen bescherming. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met scherpe munitie brengt het onaanvaardbare risico mee dat het wapen daadwerkelijk zal worden gebruikt tegen personen, met alle gevolgen van dien. Bovendien versterkt het ongecontroleerde bezit ervan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In het licht van het voorgaande en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen door rechters plegen te worden opgelegd, ligt in deze zaak in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden in de rede. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om daarvan af te wijken. Over de verdachte is een rapport opgemaakt door reclasseringswerker [naam] op 31 mei 2017 ten behoeve van deze strafzaak. In dit rapport komt naar voren dat de verdachte vanaf zijn veertiende jaar drugs gebruikt en dat hij zeer verslavingsgevoelig is. Het drugsgebruik ligt direct en indirect ten grondslag aan het bewezenverklaarde en eerdere justitiële contacten. Zijn verslavingsgevoeligheid en contacten in de criminele wereld worden als risicofactoren en crimogene factoren genoemd. Gezien deze factoren wordt een meldplicht en begeleiding nodig geacht door de reclassering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij geen drugs meer gebruikt sinds hij hierdoor enkele maanden geleden in een psychose terecht is gekomen. Vlak na deze psychose is de verdachte vrijwillig naar Palier gegaan waar hij sindsdien onder toezicht staat. Voorts zou de verdachte geen contacten meer hebben in de drugswereld en heeft hij elke week een gesprek met een psycholoog. De verdachte heeft bovendien het voornemen om op korte termijn naar een woonproject in Groningen verhuizen. De verdachte hoopt op deze manier af te rekenen met zijn verleden en een nieuwe toekomst op te bouwen.
Naar de inschatting van het hof heeft de verdachte enige mate van stabiliteit hervonden in zijn leven en tracht hij te bewerkstelligen dat deze stabiliteit behouden blijft. Om dit nog prille proces niet te verstoren, zal het hof de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden zich in toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarbij zal het hof bijzondere voorwaarden stellen, zodat de verdachte hulp blijft krijgen bij het verder op orde brengen van zijn leven, waardoor de kans op recidive vermindert. Het zou echter onvoldoende recht doen aan de aard en ernst van de bewezen feiten om hiermee te volstaan. Daarom zal tevens een maximale taakstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen vier dagen na het onherroepelijk worden van deze uitspraak meldt bij de Reclassering Nederland, Zijlweg 148c te Haarlem;
- zich gedurende de gehele proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich verplicht, indien de Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht, mee te werken aan een ambulante behandeling inzake zijn drugsgebruik.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. G. Oldekamp en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2018.
mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.