In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat hij zich op 28 september 2016 te Heiloo met geweld had verzet tegen een ambtenaar, in dit geval een brigadier van politie. De verdachte had de verbalisant in zijn rug getrapt tijdens een onderzoek naar diefstal van elektriciteit en gas.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de argumenten van de raadsman van de verdachte heeft gehoord. De raadsman stelde dat de machtiging tot binnentreden onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de machtiging was afgegeven in het kader van toezicht op de naleving van bijzondere wetgeving, waardoor de verbalisant rechtmatig handelde.
Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De opgelegde straf van € 500,00 werd bevestigd, en het hof oordeelde dat de verdachte niet in termijnen kon betalen, omdat er geen voldoende onderbouwing voor was. De beslissing van het hof was gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de eerdere veroordeling van de verdachte voor een geweldsdelict.