In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1970, werd beschuldigd van wederspannigheid, omdat hij zich op 28 september 2016 in Heiloo met geweld en bedreiging had verzet tegen twee politieambtenaren, inspecteurs van politie Eenheid Noord-Holland. De politie was ter plaatse om bijstand te verlenen aan een onderzoek van de gemeente Heiloo naar diefstal van elektriciteit en gas. De verdachte zou de ambtenaren hebben weggeduwd en een houten stok dreigend in de lucht hebben gehouden, terwijl hij hen toeschreeuwde om op te rotten.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juni 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de machtiging tot binnentreden onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de machtiging was afgegeven in het kader van toezicht op de naleving van bijzondere wetgeving, waardoor de politieambtenaren rechtmatig handelden. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft het hof de geldboete bevestigd, maar de voorwaardelijke gevangenisstraf niet opgelegd. Het hof heeft de ernst van het feit en het gedrag van de verdachte in overweging genomen, waarbij het gedrag van de verdachte als ernstig werd beschouwd, omdat het het werk van de politie bemoeilijkt en het gezag van de politie aantast. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.