ECLI:NL:GHAMS:2018:2914

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
23-001050-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een strafzaak wegens mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van een slachtoffer op 29 mei 2015 in Amsterdam, waarbij het slachtoffer letsel had opgelopen, waaronder een gebroken neus. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing kwam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis. Echter, na het horen van de verklaringen van de betrokkenen, waaronder tegenstrijdige verklaringen, kon het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er op de tenlastegelegde datum was voorgevallen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de mishandeling, wat leidde tot vrijspraak. De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd verklaard, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001050-17
datum uitspraak: 8 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-142830-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen heeft geslagen en/of gestompt terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of scheefstand neus en/of een bloeding in een oog en/of twee, in elk geval een of meer, afgebroken ondertgand(en), ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis.

Vrijspraak

Het hof stelt vast dat [slachtoffer] op 29 mei 2015 in de Arena te Amsterdam letsel heeft bekomen ten gevolge van klappen en/of stompen die hij heeft gehad. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of de verdachte hiervoor verantwoordelijk is.
Op grond van de zich in het dossier bevindende uiteenlopende en op sommige punten tegenstrijdige verklaringen, waaronder de verklaringen die zijn afgelegd tegenover de raadsheer-commissaris, is het hof niet in staat met voldoende mate van zekerheid vast te stellen wat op de tenlastegelegde datum is voorgevallen. Aldus kan evenmin worden vastgesteld dat de tenlastegelegde mishandeling door de verdachte is gepleegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.741,15. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.L. Leenaers en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 juni 2018.
mr. Van Binnebeke is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.