ECLI:NL:GHAMS:2018:2907

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
200.231.751/01 NOT en 200.233.197/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris en kandidaat-notaris wegens onzorgvuldig handelen bij testament en belangenverstrengeling

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris en een kandidaat-notaris, ingediend door klagers die hen verwijten van onzorgvuldig handelen. De klagers stellen dat de notarissen onvoldoende prudent hebben gehandeld bij het opstellen van een testament, dat er zonder overleg een koopovereenkomst is gesloten met de zoon van de erflaatster, en dat er sprake is van belangenverstrengeling. De kamer voor het notariaat heeft de klachten deels gegrond en deels ongegrond verklaard, waarbij de notaris een berisping en de kandidaat-notaris een waarschuwing kreeg opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van het testament en dat er geen ontoelaatbare belangenverstrengeling heeft plaatsgevonden. De notaris heeft ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zonder overleg met de klagers een koopovereenkomst te sluiten. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer en verklaart de klagers niet-ontvankelijk in hun nieuw geformuleerde klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.231.751/01 NOT en 200.233.197/01 NOT
nummers eerste aanleg : C/05/322240/KL RK 17-75 en C/05/322241/KL RK 17-76
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 augustus 2018
inzake (200.231.751/01 NOT)
1. mr. [naam],
notaris te [plaats],
2. mr. [naam],
kandidaat-notaris te [plaats],
appellanten,
gemachtigde: mr. F.A. Chorus, advocaat te Amsterdam,
tegen
1. [klager 1],
wonend te [plaats],
2. mr. [klager 2],
wonend te [plaats],
beiden in hun hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [de zoon], wonend te [plaats],
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. [klager 2] voornoemd,
en inzake (200.233.197/01 NOT)
1. [klager 1],
wonend te [plaats],
2. mr. [klager 2],
wonend te [plaats],
beiden in hun hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [de zoon], wonend te [plaats],
appellanten,
gemachtigde: mr. [klager 2] voornoemd,
tegen
1. mr. [naam],
notaris te [plaats],
2. mr. [naam],
kandidaat-notaris te [plaats],
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. F.A. Chorus, advocaat te Amsterdam.

1. De gedingen in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.231.751/01 NOT
1.1. [de notaris] en [de kandidaat-notaris] (hierna tezamen: de notarissen, afzonderlijk: de notaris respectievelijk de kandidaat-notaris) hebben op 19 januari 2018 een beroepschrift - met een bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 21 december 2017 (ECLI:NL:TNORARL:2017:57). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van [klager 1] en [klager 2] (hierna tezamen: klagers, afzonderlijk: [klager 1] respectievelijk [klager 2]) deels gegrond en deels ongegrond verklaard. De kamer heeft de notaris de maatregel van berisping en de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.
1.2. De notarissen hebben op 29 maart 2018 een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ingediend.
1.3. Van klagers is op 11 en 14 mei 2018 een verweerschrift - met bijlagen - ontvangen.
In de zaak met zaaknummer 200.233.197/01 NOT
1.4. Klagers hebben op 18 januari 2018 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de hiervoor genoemde beslissing van de kamer.
1.5. Op 26 februari 2018 hebben klagers een nader beroepschrift - met bijlagen - ingediend.
1.6. Van de notarissen is op 17 april 2018 een verweerschrift - met een bijlage - ontvangen.
In beide zaken
1.7. Op 18 mei 2018 hebben zowel klagers als de notarissen een nadere productie ingediend.
1.8. De zaken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 mei 2018. De notarissen, vergezeld van hun gemachtigde en mevrouw [naam] (hierna: [medewerker notaris]), medewerker van de notaris, zijn verschenen. Namens klagers is [klager 2] verschenen. De notarissen, de gemachtigde van de notarissen en [klager 2] hebben het woord gevoerd; de kandidaat-notaris, de gemachtigde en [klager 2] aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De notarissen hebben tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden. Waar nodig aangevuld met andere feiten die in het geding zijn gebleken, gaat het om het volgende.
3.2.1.
Mevrouw [naam] (hierna: erflaatster), geboren in 1926, heeft in 2014 contact opgenomen met de notaris in verband met een voorgenomen wijziging van haar testament. Naar aanleiding hiervan heeft de notaris erflaatster bij haar thuis bezocht op 29 oktober 2014. Erflaatster wenste een deel van haar vermogen na te laten aan mevrouw
(hierna: [mevrouw X]), haar hulp in de huishouding.
3.2.2.
De notaris heeft op 27 januari 2015 een concept van het testament aan erflaatster toegezonden.
3.2.3.
Op 18 februari 2015 heeft een andere notaris een testament gepasseerd. In dat testament heeft erflaatster haar zoon [naam] (hierna: de zoon) tot enig erfgenaam benoemd. Erflaatster heeft hierna contact opgenomen met de notaris en meegedeeld dat zij zich niet kon vinden in dat testament.
3.2.4.
Erflaatster heeft op 9 maart 2015 een algemene volmacht bij haar thuis ondertekend, ten overstaan van de notaris en [medewerker notaris]. Tijdens dit gesprek zijn onder andere de wensen van erflaatster met betrekking tot haar nalatenschap aan de orde gekomen.
3.2.5.
De notaris en [medewerker notaris] hebben erflaatster op 24 april 2015 opnieuw thuis bezocht om (onder andere) de voorgenomen testamentwijziging te bespreken. De notaris heeft op 21 juli 2015 een concepttestament aan erflaatster gezonden. Erflaatster heeft telefonisch contact opgenomen met de notaris om een afspraak voor het passeren te maken.
3.2.6.
De notaris heeft het testament op 18 augustus 2015 gepasseerd. In dit testament heeft erflaatster haar zoon en [naam] (hierna: [zoon X]), zoon van [mevrouw X], benoemd tot haar erfgenamen, ieder voor de helft. Voorts heeft erflaatster de notaris tot testamentair bewindvoerder benoemd over al hetgeen haar zoon uit haar nalatenschap verkrijgt en [zoon X] tot executeur.
3.2.7.
Erflaatster is op 6 juli 2016 overleden.
3.2.8.
[klager 2] heeft de notaris op 27 juli 2016 een brief gezonden, waarin hij een met de kandidaat-notaris op genoemde datum telefonisch gevoerd gesprek heeft bevestigd. Deze brief houdt onder andere in, voor zover van belang:
“Mede namens andere familieleden zou ik gaarne contact met je willen hebben over verder te ondernemen stappen als blijkt, dat mevrouw [mevrouw X] op enigerlei wijze voordeel heeft van het nieuw gemaakte testament en zolang niet duidelijk is wie toezicht houdt op het vermogen van onze neef [de zoon](het hof begrijpt: de zoon)
. Binnen de familie zijn de zorgen hieromtrent zodanig, dat wij eventueel via de Kantonrechter onder bewindstelling van het vermogen zouden willen bewerkstelligen.”
3.2.9.
De notaris is op 2 augustus 2016 in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder bij de zoon op bezoek geweest. Ook heeft zij hem op 22 december 2016 en 15 augustus 2017 bezocht.
3.2.10.
[zoon X] heeft de notaris op 4 augustus 2016 meegedeeld de voormalige woning van erflaatster (hierna: de woning) te willen kopen. De notaris heeft het bod van [zoon X] in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder namens de zoon (mondeling) geaccepteerd, onder de voorwaarden dat de woning getaxeerd zou worden en het bod marktconform zou zijn. De woning is op 7 oktober 2016 in dat kader getaxeerd.
3.2.11.
Klagers zijn door de kantonrechter van de rechtbank [plaats] bij beschikking van 12 oktober 2016 benoemd tot tijdelijke bewindvoerders over het vermogen van de zoon.
3.2.12.
De notaris heeft klagers op 7 november 2016 op haar kantoor gesproken over de ontwikkelingen met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap. Onder andere is het bod van [zoon X] aan de orde gekomen.
3.2.13.
Bij beschikking van 16 november 2016 is het tijdelijke bewind van klagers omgezet in een bewind voor onbepaalde tijd.
3.2.14.
De notaris heeft klagers op 17 november 2016 per e-mail op de hoogte gesteld van het bod van [zoon X].
3.2.15.
Op 9 januari 2017 heeft de notaris per e-mail klagers in hun hoedanigheid van bewindvoerder (onder andere) gevraagd om in te stemmen met de overdracht van de woning aan [zoon X].
3.2.16.
Bij e-mail van 10 januari 2017 hebben klagers in hun hoedanigheid van bewindvoerder de notaris laten weten de gevraagde instemming niet te verlenen.
3.2.17.
De notaris heeft zich vervolgens tot de kantonrechter gewend met het verzoek om vervangende machtiging te verlenen tot verdelen en leveren van de woning. Bij beslissing van 24 februari 2017 heeft de kantonrechter de voor de overdracht van de woning gevraagde vervangende machtiging geweigerd omdat, kort samengevat, de kantonrechter van oordeel was dat reeds overeenstemming bestond tussen de notaris als testamentair bewindvoerder en de executeur.

4.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notarissen onzorgvuldig handelen. De klacht bestaat uit zeven onderdelen, die hierna worden besproken. Volgens klagers heeft klachtonderdeel 1 alleen betrekking op de notaris en zijn de klachtonderdelen 2 tot en met 7 gericht tegen zowel de notaris als de kandidaat-notaris.

5.Standpunt van de notarissen

5.1.
De notarissen hebben verweer gevoerd. Het standpunt van de notarissen wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.
5.2.
De kern van het hoger beroep van de notarissen betreft de gegrondverklaring van klachtonderdelen 1 en 2 door de kamer. Volgens de notaris heeft zij - kort gezegd – bij het opstellen van het testament zorgvuldig gehandeld (klachtonderdeel 1). Wat klachtonderdeel 2 betreft betwisten de notarissen dat zij gehouden waren om met klagers te overleggen alvorens de koopovereenkomst met [zoon X] aan te gaan.

6.Beoordeling

Nieuwe klacht
6.1.
Door klagers is in hoger beroep naast de oorspronkelijke klacht aangevoerd:
a. a) dat de notaris haar ministerie aan het wijzigen van het testament had dienen te weigeren, omdat zij meewerkte aan het bevorderen van fraude. [zoon X] is immers in het testament van erflaatster als erfgenaam opgenomen omdat [mevrouw X] een aanzienlijk bedrag (€ 72.000,-) aan de gemeentelijke sociale dienst diende terug te betalen;
b) dat de notaris ten onrechte de vordering van de zoon jegens erflaatster op grond van vaders nalatenschap (die in 2011 is overleden) niet heeft meegenomen bij het afwikkelen van de nalatenschap van erflaatster. [zoon X] was daardoor volgens klagers beter in staat om hypothecaire financiering voor de aankoop van de woning te krijgen.
6.2.
Volgens de notarissen is sprake van nieuwe klachten die in hoger beroep niet aan de orde kunnen komen.
6.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wet op het notarisambt (Wna) dient het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klagers zullen in de (nieuwe) klacht, zoals hiervoor onder 6.1. onder a) vermeld, niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.4.
Het hof is van oordeel dat het in 6.1. onder b) genoemde verwijt niet als nieuwe klacht moet worden aangemerkt maar kan worden beschouwd als nadere onderbouwing van klachtonderdeel 2. Hiermee wordt in het volgende bij de bespreking van dat klachtonderdeel rekening gehouden.
De klachtonderdelen 1 tot en met 7 gericht tegen de notaris
6.5.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof in het hierna volgende eerst de klachtonderdelen bespreken voor zover zij tegen de notaris gericht zijn.
Klachtonderdeel 1) De notaris heeft onvoldoende prudent gehandeld bij het opstellen van het testament.
6.6.
Klagers hebben aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegd dat de notaris het testament van erflaatster niet (zonder meer) had mogen opstellen en vervolgens passeren. De notaris had rekening behoren te houden met de hoge leeftijd van erflaatster ten tijde van het opstellen van het testament, met haar beperkte mobiliteit en met haar afhankelijkheid van [mevrouw X], haar hulp in de huishouding. Bovendien werd [zoon X], de zoon van genoemde [mevrouw X], door de wijziging van het testament naast de zoon begunstigd als mede-erfgenaam.
De notaris had deze omstandigheden behoren te signaleren, te meer nu zij had behoren te begrijpen dat genoemde [mevrouw X] erflaatster instrueerde voor wat betreft de inhoud van de beoogde wijziging van het testament.
6.7.
De notaris heeft over de omstandigheden waaronder het testament tot stand is gekomen, samengevat weergegeven, het volgende verklaard.
De notaris kende erflaatster en haar echtgenoot al een lange tijd, omdat wijlen de echtgenoot van erflaatster leraar Frans van de notaris was geweest. Reeds in 2006 heeft erflaatster met haar echtgenoot ten kantore van de notaris een mogelijke wijziging van het testament besproken. Erflaatster heeft in 2014 zelf contact opgenomen met de notaris in verband met een voorgenomen testamentwijziging, hetgeen tot de onder 3.2.1 weergegeven bespreking bij erflaatster thuis heeft geleid. De notaris heeft toen alleen met erflaatster gesproken. Erflaatster wenste een deel van haar vermogen na te laten aan haar huishoudelijke hulp [mevrouw X]. Erflaatster beschouwde haar als een goede vriendin en wilde haar na haar overlijden ‘goed achterlaten’. Naar aanleiding van voornoemd gesprek is een concepttestament opgemaakt, dat erflaatster per post is toegezonden.
In februari 2015 heeft erflaatster meermalen contact opgenomen met het kantoor van de notaris in verband met het feit dat door een andere notaris een testament was gepasseerd waarin haar zoon tot enig erfgenaam was benoemd. Volgens erflaatster was deze notaris ingeschakeld door [klager 2] en had zij geen goed gevoel bij de wijziging. Erflaatster wenste daarom onder andere een algemene volmacht aan het kantoor van de notaris te verlenen, welke volmacht door erflaatster in maart 2015 thuis is ondertekend mede in aanwezigheid van [medewerker notaris], medewerker van de notaris.
De notaris is in april 2015 wederom bij erflaatster thuis geweest, in aanwezigheid van [medewerker notaris], om de voorgenomen testamentwijziging te bespreken.
De notaris heeft hierna een aangepast concept van het testament aan erflaatster toegezonden. Erflaatster heeft vervolgens zelf telefonisch contact opgenomen om een afspraak te maken, waarna het testament is gepasseerd. Volgens de notaris kwam erflaatster in voornoemde gesprekken steeds uiterst helder over en was zij doordrongen van de gevolgen van de door haar zelf nadrukkelijk verzochte wijziging.
Erflaatster heeft in het gewijzigde testament haar zoon en, vanwege een aan [mevrouw X] door de overheid opgelegde terugvordering, [zoon X] benoemd tot erfgenamen.
De notaris benadrukt dat zij in de herhaalde contacten met erflaatster geen enkele reden heeft gehad om te twijfelen aan de geestelijke vermogens van erflaatster. Erflaatster had in de optiek van de notaris een sterke persoonlijkheid en zou zich niet snel laten beïnvloeden of dwingen.
6.8.
Het hof is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zij in het voortraject en tijde van het passeren van het testament voldoende alert is geweest op mogelijke afhankelijkheid en beïnvloeding van erflaatster. Zij is niet over een nacht ijs gegaan, heeft de tijd genomen en erflaatster de tijd gegeven om een en ander te overdenken. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die aanleiding geven om vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van het relaas van de notaris omtrent de gang van zaken en haar waarnemingen. Met erflaatster, die de notaris al langer kende, zijn met tussenposen uitgebreide gesprekken gevoerd, steeds buiten aanwezigheid van [mevrouw X], zowel onder vier ogen als in aanwezigheid van een medewerker van de notaris. Erflaatster was consistent in haar wensen en maakte op de notaris de indruk dat zij de gevolgen van haar handelen kon overzien. Volgens de notaris was bij erflaatster geen sprake van een gebrek in de geestelijke vermogens. De concepten zijn tijdig aan erflaatster verstrekt.
Voorts is nog van belang dat [mevrouw X] ook reeds in het testament van de echtgenoot van erflaatster als executeur genoemd werd, zoals door de notaris aangevoerd. Ook dat hoefde de notaris geen reden te geven vraagtekens te plaatsen bij de wil van erflaatster.
Dat de notaris niet prudent, in de zin van tuchtrechtelijk verwijtbaar, heeft gehandeld is niet komen vast te staan. Klagers hebben daarvoor ook overigens geen concrete feitelijke onderbouwing gegeven. Het voorgaande betekent dat klachtonderdeel 1, anders dan de kamer heeft geoordeeld, ongegrond is.
Klachtonderdeel 2) De notaris heeft zonder overleg met klagers een koopovereenkomst gesloten met [zoon X].
6.9.
Klagers stellen, kort samengevat, dat de notaris buiten haar boekje is gegaan door een koopovereenkomst met [zoon X] te sluiten zonder overleg met klagers. De notaris wist volgens klagers sinds 27 juli 2016 dat zij voornemens waren onderbewindstelling van de zoon aan te vragen. Zij hebben de notaris steeds over het daartoe lopende traject geïnformeerd.
6.10.
Volgens de notaris was zij pas eind oktober 2016 op de hoogte van het door klagers aangevraagde en verleende beschermingsbewind van de zoon en niet eerder. De notaris benadrukt dat zij niet optrad als executeur, maar als testamentair bewindvoerder, en dat de overeenstemming over de overname in augustus 2016 een feit was, ruim voordat klagers als bewindvoerders waren aangesteld. Deze overeenstemming en/of de daarbij - in verband met nog uit te voeren taxaties - gestelde voorwaarden zijn volgens de notaris niet schriftelijk vastgelegd. Aanvankelijk was er volgens de notaris geen reden om over de voorgenomen overname te overleggen met klagers. Toen klagers nadien bewindvoerders werden heeft de notaris hen op kantoor uitgenodigd voor een gesprek, om hen bij de overname te betrekken.
6.11.
Het hof stelt vast dat partijen afwijkende standpunten innemen over het moment waarop de notaris op de hoogte was van (het aanvragen van) het beschermingsbewind door klagers. Ook in het geval dat de brief van 27 juli 2016 als aanvangstermijn wordt aangemerkt, is het hof van oordeel dat een dergelijke aankondiging voor de notaris in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder geen beletsel behoefde te vormen om met [zoon X] een koopovereenkomst voor de woning aan te gaan, zonder daarover eerst met klagers te overleggen. Het hof zal klachtonderdeel 2, anders dan de kamer, eveneens ongegrond verklaren. Het had overigens aanbeveling verdiend om de met [zoon X] gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen, maar het feit dat de notaris dat heeft nagelaten, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Klachtonderdeel 3) Er is sprake van belangenverstrengeling nu de notaris tegelijkertijd de belangen van [zoon X] en - als testamentair bewindvoerder - van de zoon behartigt.
6.12.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het testament was de notaris testamentair bewindvoerder over hetgeen de zoon uit de nalatenschap verkreeg en was [zoon X] als executeur gehouden om de belangen van de erfgenamen te behartigen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof niet gebleken dat sprake is geweest van ontoelaatbare belangenverstrengeling door de notaris ten opzichte van de zoon en [zoon X]. Bovendien is vast komen te staan dat de notaris klagers in hun hoedanigheid van bewindvoerders over het vermogen van de zoon in overweging heeft gegeven in geval van overdracht van de woning de desbetreffende akte door een andere notaris te laten passeren, waaraan klagers geen gevolg wensten te geven. Dit klachtonderdeel is, evenals de kamer heeft geoordeeld, ongegrond.
Klachtonderdeel 4) De notaris is zonder voorafgaande kennisgeving aan klagers (bewindvoerders) op huisbezoek gegaan bij de zoon, wiens vermogen onder bewind was gesteld, om te bewerkstelligen dat de verkoop van de woning doorgang zou vinden.
6.13.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft de kamer, samengevat, overwogen dat het de notaris - al dan niet als testamentair bewindvoerder - bij de afwikkeling van een nalatenschap als hier aan de orde vrij staat om te spreken met een (mede-)erfgenaam zoals de zoon. De omstandigheid dat deze erfgenaam in dit geval onder bewind staat, brengt hierin volgens de kamer geen verandering. Volgens de kamer is niet gesteld of gebleken dat in dit verband sprake is geweest van ontoelaatbaar gedrag van de notaris jegens de zoon. De kamer heeft de klacht op dit onderdeel ongegrond verklaard.
6.14.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en neemt dit over. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.
Klachtonderdeel 5) De notaris heeft bij gelegenheid van diverse telefonische, schriftelijke en persoonlijke contacten met de bewindvoerders verzwegen dat er volgens haar voor wat betreft de woning sprake is van een perfecte koopovereenkomst, terwijl zij op dat moment wel wist dat er sprake is van een mogelijk vernietigbaar testament.
6.15.
Klagers verwijten de notaris in dit klachtonderdeel vooral dat zij tot 9 januari 2017 heeft verzwegen dat er volgens haar sprake was van een perfecte koopovereenkomst voor de woning.
6.16.
Het hof is van oordeel dat klagers niet althans onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de notaris klagers hierover niet (tijdig) heeft geïnformeerd terwijl dat wel was vereist. Dit klachtonderdeel is bij gebrek aan voldoende onderbouwing ongegrond.
Klachtonderdeel 6) De notaris heeft zonder voorafgaand overleg met de bewindvoerders de kantonrechter om vervangende toestemming gevraagd.
6.17.
Het hof is, evenals de kamer, van oordeel dat het de notaris in haar hoedanigheid van testamentair bewindvoerder vrijstaat om de kantonrechter in voorkomend geval om vervangende machtiging te verzoeken op de voet van artikel 4:169 lid 3 BW. Voorafgaand overleg met in dit geval klagers als bewindvoerders is daartoe niet vereist. De door klagers genoemde omstandigheden maken het voorgaande niet anders. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 7) De notaris heeft in de onder klachtonderdeel 6) bedoelde procedure niet de waarheid gesproken.
6.18.
Volgens klagers heeft de notaris in de bedoelde procedure niet de waarheid gesproken omdat zij geen melding heeft gemaakt van door anderen gedane biedingen op de woning, naast het bod van [zoon X].
6.19.
De notaris heeft daartegen aangevoerd dat in haar ogen geen sprake was van concreet te noemen biedingen. Klagers hebben wel aan de notaris gemeld dat er hogere biedingen zouden zijn, maar de namen van die bieders zijn niet bekend gemaakt. In een door een andere notaris (notariskantoor [naam]) in dat kader toegezonden bericht stond niet de hoogte van het bod van de anonieme bieder vermeld. Bovendien was de verkoop aan een derde, niet-erfgenaam, nog niet aan de orde, aldus de notaris.
6.20.
Dit klachtonderdeel is ongegrond. Nu de notaris de biedingen niet als concreet heeft opgevat en naar het oordeel van het hof, gezien de stukken, ook niet als zodanig heeft moeten opvatten, is van niet de waarheid spreken onder deze omstandigheden geen sprake.
De klachtonderdelen 2 tot en met 7 gericht tegen de kandidaat-notaris
6.21.
Volgens klagers zijn de klachtonderdelen 2 tot en met 7 tevens gericht tegen de kandidaat-notaris. Klagers hebben niet althans onvoldoende specifiek onderbouwd wat zij de kandidaat-notaris verwijten, naast of in aanvulling op hetgeen waarover zij zich beklagen ten aanzien van de notaris. Nu het hof bovendien van oordeel is dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van haar handelen en/of nalaten, geldt dit te meer voor de kandidaat-notaris, die immers maar een beperkte en veelal ondersteunende rol heeft vervuld.
Conclusie
6.22.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de kamer niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing van de kamer vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.23.
Partijen hebben in hoger beroep aangeboden bewijs te leveren van hun stellingen, in het bijzonder door het horen van getuigen. Er zijn echter geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat het hof aan dit bewijsaanbod als niet ter zake dienend voorbij gaat.
6.24.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.25.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klacht;
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, C.H.M. van Altena en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018 door de rolraadsheer.