Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken.
[de minderjarige] is in februari 2018 samen met zijn zwangere vriendin door de politie zwervend op straat in Nederland aangetroffen. Hij bleek internationaal gesignaleerd te staan in verband met een vermissing in Hongarije. Op verzoek van de raad is op 27 februari 2018 een voorlopige voogdijmaatregel over [de minderjarige] uitgesproken. Door de GI is een slaapplek voor hem geregeld op de KAO, waar [de minderjarige] in de nacht van 27 op 28 februari 2018 verbleef. [de minderjarige] gaf aan hulp te willen voor zichzelf en voor zijn zwangere vriendin. [de minderjarige] heeft de volgende dag de KAO verlaten om zijn vriendin te ontmoeten op station Amsterdam Centraal en is daarna niet meer teruggekeerd. Hij was in het bezit van een telefoon zonder SIM-kaart waardoor de GI niet telefonisch in contact kon komen met hem. [de minderjarige] is in de tussentijd een aantal keren staande gehouden door de politie, onder meer wegens het veroorzaken van overlast. De crisisdienst van de GI is hiervan op de hoogte gesteld. Nadat hij op 15 maart 2018 opnieuw door de politie was aangetroffen op straat, onder erbarmelijke omstandigheden, heeft de GI een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verzocht. De GI is op 20 maart 2018 in contact gekomen met de jeugdbescherming in Hongarije en heeft toen vernomen dat er in Hongarije een kinderbeschermingsmaatregel van kracht is en dat [de minderjarige] daar verbleef in een gesloten jeugdzorg instelling alvorens hij naar Nederland is gekomen.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de gronden voor het verlenen van spoedmachtigingen gesloten jeugdhulp van 15 maart 2018 en 11 april 2018, welke spoedmachtigingen bij beslissingen van respectievelijk 22 maart 2018 en 24 april 2018 zijn gehandhaafd, ten tijde van die beslissingen aanwezig waren.
Er was bij [de minderjarige] sprake van ernstige opgroeiproblemen, aangezien hij als minderjarige jongen een zwervend bestaan leidde in Nederland. Hij is door de politie meermalen aangetroffen op straat, waarbij de politie op 15 maart 2018 sprak van erbarmelijke omstandigheden. Hij was niet in het bezit van geld of andere middelen van bestaan. Daarnaast bleek zijn (eveneens zwervende) vriendin zwanger te zijn van hem. Voorts onttrok [de minderjarige] zich aan de hulpverlening door niet terug te keren naar de KOA en onbereikbaar te zijn voor de GI. Daarnaast blijkt uit een verslag van de GI van
18 mei 2018 dat hij tijdens zijn verblijf in [gesloten instelling] in het kader van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp in conflicten en gevechten is beland met zijn groepsgenoten en verschillende pogingen heeft gedaan om weg te komen. Zo heeft hij zichzelf van de trap gegooid, zichzelf bekrast en is hij tijdens het vervoer naar de rechtbank voor een zitting weggerend.
Het hof is dan ook van oordeel dat de gronden voor de spoedmachtigingen gesloten jeugdhulp van [de minderjarige] voor de perioden van 15 maart 2018 tot 12 april 2018 en van 12 april 2018 tot 10 mei 2018 aanwezig waren en zal de bestreden beslissingen tot handhaving van de spoedmachtigingen gesloten jeugdhulp dan ook bekrachtigen.