ECLI:NL:GHAMS:2018:2796

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-001775-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van beschadiging van voorwerpen in het kader van gezamenlijke huishouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van voorwerpen die toebehoorden aan een ander, in dit geval de benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: het beschadigen van een televisie, radio en parketvloer op 6 juli 2013, en het beschadigen van een auto op 22 september 2012. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was om dit te ondersteunen. Het hof oordeelde dat de verdachte en haar toenmalige partner een gezamenlijke huishouding voerden, waardoor het verweer van exclusief eigenaarschap werd verworpen. Het hof achtte het eerste feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte met een stok de televisie had beschadigd en de radio op de parketvloer had gegooid. De verdachte werd niet strafbaar verklaard, gezien de omstandigheden van de zaak en het lange tijdsverloop. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding voor de beschadigde televisie, radio en parketvloer toegewezen tot een bedrag van € 350,00, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001775-17
datum uitspraak: 3 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-700035-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij:
1:
op of omstreeks 06 juli 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en/of een radio en/of een parketvloer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft zij, verdachte, (met) een stok en/of een vaas, althans (telkens) een hard voorwerp, tegen die televisie geslagen en/of gegooid en/of die radio op die parketvloer gegooid;
2:
op of omstreeks 22 september 2012 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft zij, verdachte, met een sleutel, althans een scherp voorwerp, over die auto gekrast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. In eerste aanleg is aan de bewezenverklaring alleen de aangifte door [slachtoffer] ten grondslag gelegd. Daarmee is niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat toevoeging aan de bewijsmiddelen van de verklaring van de verdachte dat zij in de garage is geweest, niet volstaat om overtuigend bewezen te verklaren dat zij de auto van [slachtoffer] heeft bekrast.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gedragingen van de verdachte niet onder artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht vallen omdat de door haar beschadigde voorwerpen haar geheel toebehoorden. Het hof verwerpt dit verweer. De verdachte en haar toenmalige partner voerden een gezamenlijke huishouding en maakten gezamenlijk gebruik van de huisraad waaronder de door de verdachte beschadigde voorwerpen. Het is in dat licht niet aannemelijk geworden – en ook overigens niet met aankoopbewijzen onderbouwd – dat de betreffende voorwerpen enkel de verdachte toebehoorden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij:
1:
op 6 juli 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, een radio en een parketvloer, ten dele toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd, immers heeft zij, verdachte, met een stok tegen die televisie geslagen en die radio op die parketvloer gegooid.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof acht het raadzaam te bepalen dat in verband met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en het lange tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde, alsmede door de persoon van de verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en uit de bespreking van de door de raadsvrouw overgelegde medische informatie van 4 juni 2018 is gebleken, geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 3.960,00 ter zake van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00 ter zake van de posten radio en parketvloer. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte ter zake van de posten televisie, radio en parketvloer, rechtstreeks schade heeft geleden waarvan het hof de hoogte schat op een bedrag van € 350,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voor het overige onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor een bedrag van € 1.210,00 zal worden afgewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade van € 2.400,00 zou zijn veroorzaakt. Om die reden kan de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijke voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 1.210,00 (duizendtweehonderdtien euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 juli 2013.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. R.D. van Heffen en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 augustus 2018.
mrs. Van Heffen en Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]