ECLI:NL:GHAMS:2018:2794

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
23-003605-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak van diefstal met braak, bewezenverklaring van opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging met braak, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De zaak betreft een incident op 12 juli 2017 te Haarlem, waar de verdachte en zijn medeverdachte werden aangehouden met een winkelwagen vol gereedschap dat afkomstig was uit een bedrijfsauto. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte had ingebroken in de auto, aangezien er geen fysiek bewijs was en de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte tegenstrijdig waren. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, omdat hij wist dat de gereedschapskisten door misdrijf waren verkregen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003605-17
datum uitspraak: 3 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-129474-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1],
ter zitting opgegeven feitelijke verblijfplaats: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
primair:
op of omstreeks 12 juli 2017 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsauto heeft weggenomen meerdere gereedschapskisten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen gereedschapskisten onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
subsidiair:
op of omstreeks 12 juli 2017 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten meerdere gereedschapskisten heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verdachte en zijn metgezel [medeverdachte] tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, terwijl zij op een korte afstand van de bedrijfsauto waarin is ingebroken zijn aangehouden. Het is niet aannemelijk dat iemand anders de moeite heeft genomen om in de auto in te breken, het gereedschap daaruit weg te nemen om het vervolgens in de bosjes achter te laten. Het alternatieve scenario van de verdachte is dan ook niet aannemelijk geworden, aldus de advocaat-generaal.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het alternatieve scenario van de verdachte – dat hij en [medeverdachte] de winkelwagen in de bosjes hebben gevonden en vrijwel direct daarna zijn aangehouden – op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Het hof is van oordeel dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte – al dan niet met een ander of anderen – heeft ingebroken in de bedrijfsauto van het bedrijf [benadeelde] aan de Planetenlaan te Haarlem.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat de bedrijfsauto in kwestie op 11 juli 2017 omstreeks 17:15 uur onbeschadigd werd achtergelaten op de Planetenlaan te Haarlem. Op 12 juli 2017 omstreeks 05:45 uur heeft de aangever – nadat hij daarop door de politie was gewezen – gezien dat het rechter passagiersraam aan de voorzijde van de bedrijfsauto was vernield en dat hij gereedschap uit de auto miste. De verdachte en zijn metgezel [medeverdachte] zijn op 12 juli 2017 om 04:30 uur op de kruising van de Planetenweg en de Meester Jan Gerritszlaan te Haarlem aangehouden met een winkelwagen met daarin gereedschap afkomstig uit deze bedrijfsauto. De afstand tussen de plaats waar de bedrijfsauto stond geparkeerd en de plaats van aanhouding bedraagt ongeveer 265 meter.
Het hof stelt voorop dat er geen onderzoek is gedaan naar dadersporen in en om de bedrijfsauto, zodat er geen fysiek bewijs voorhanden is waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte op de plaats delict is geweest.
Het hof neemt als vaststaand aan dat er tussen 11 juli 2017 om 17:15 uur en 12 juli 2017 om 04:30 uur is ingebroken in de bedrijfsauto van [benadeelde], en dat daaruit enkele gereedschapskisten zijn weggenomen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd voor het voorhanden hebben van de winkelwagen met daarin het gereedschap afkomstig uit de bedrijfsauto van Kondor Wessels. Zo heeft [medeverdachte] verklaard dat zij aan het verhuizen waren en dat de spullen in de winkelwagen de verdachte toebehoorden. De verdachte heeft echter ontkend dat de spullen hem toebehoorden en heeft verklaard dat ze de winkelwagen zojuist in de bosjes hadden gevonden. Bij het politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat hij en [medeverdachte], toen ze de winkelwagen hadden gevonden, even stilstonden om in de winkelwagen te kijken. Vrijwel direct daarna kwam de politie aan en werden ze aangehouden. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt evenwel dat ze samen aan het lopen waren en dat [medeverdachte] achter de winkelwagen liep en deze duwde.
Het hof merkt op dat de hiervoor genoemde omstandigheden weliswaar vragen oproepen, maar verder te weinig aanknopingspunten bieden voor het daderschap van de verdachte ten aanzien van het hem primair ten laste gelegde. De tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] duiden er wellicht op dat zij iets willen verhullen. Wat zij willen verhullen, kan echter zowel de diefstal als de heling zijn.
Bij die stand van zaken kan niet worden gezegd dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 12 juli 2017 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere gereedschapskisten heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich bij de reclassering moet melden en zich onder behandeling moet stellen bij een nader te noemen instelling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich – samen met een ander – schuldig gemaakt aan heling van gereedschap. Dit is een vervelend en hinderlijk feit. Door heling wordt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de (grotendeels in positieve zin) gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze uit een voortgangsverslag van de reclassering van 13 juli 2018 blijken en ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte naar voren zijn gebracht.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2018, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het plegen van dit feit nog niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof houdt bij de strafoplegging ten slotte rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. R.D. van Heffen en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 augustus 2018.
mrs. Van Heffen en Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]