ECLI:NL:GHAMS:2018:2781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
200.239.199
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling na afwijzing door de rechtbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hun verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werden afgewezen. De appellanten, beiden wonende te Amsterdam, hebben op 16 mei 2018 hun beroepschrift ingediend, na de afwijzing van hun verzoeken op 8 mei 2018. Tijdens de zitting op 12 juni 2018 zijn zij verschenen, bijgestaan door hun advocaat, mr. M. van Bommel. De appellanten hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte vrees had dat zij zich niet aan de verplichtingen uit de schuldsanering zouden houden. Ze hebben hun huidige arbeidsongeschiktheid toegelicht, waarbij de appellant een verleden heeft van zwaar lichamelijk werk en een eigen onderneming, en de appellante heeft chronische pijnklachten na een operatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.239.199/01
zaak-/rekestnummers rechtbank : C/13/644764/FT RK 18/487 en
C/13/644766/FT RK 18/488
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 juni 2018
in de zaak van

1.[appellant] ,

2. [appellante] ,
beiden wonende te Amsterdam,
appellanten,
advocaat: mr. M. van Bommel te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [appellanten] genoemd, dan wel [appellant] en/of [appellante] afzonderlijk.
[appellanten] zijn bij per fax op 16 mei 2018 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 mei 2018, waarbij de verzoeken van [appellanten] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn afgewezen.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 12 juni 2018. Bij die behandeling zijn [appellanten] verschenen, bijgestaan door mr. Van Bommel voornoemd, die het beroepschrift mondeling nader heeft toegelicht.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en de namens [appellanten] op 6 juni 2018 ingediende nadere gronden en nader overgelegde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[appellanten] hebben in het beroepschrift verzocht alsnog tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. Zij hebben gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er vrees zou bestaan dat [appellanten] zich niet aan hun verplichtingen uit de schuldsanering zouden houden. Dat zij thans niet werkzaam zijn, komt volgens [appellanten] door arbeidsongeschiktheid. [appellant] heeft tot 2003 zwaar lichamelijk werk verricht en heeft van 2007 tot 2017 een eigen onderneming, taxibedrijf [X] , gehad. Hij kreeg eind 2016 echter een ernstige longontsteking die vijf maanden aanhield en heeft last van chronische pijnen door jicht en hernia. [appellant] is voor deze klachten onder behandeling van een fysiotherapeut. [appellant] probeert wel weer werk te vinden in de autobranche of als slager, maar wordt beperkt door zijn lichamelijke klachten. De Dienst Werk en Inkomen (DWI) heeft hem ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 15 mei 2019.
[appellante] heeft gewerkt tot 2009 als schoonmaakster en is daarna ziek geworden. Zij heeft chronische pijnklachten en in 2017 is een tumor uit haar keel verwijderd. Sindsdien is zij afgevallen. Ook [appellante] is door de DWI ontheven van de sollicitatieplicht tot en met 15 mei 2019. Gezien deze omstandigheden kan niet geconcludeerd worden dat [appellanten] niet gemotiveerd zijn om te werken of te solliciteren, zij kunnen niet werken, aldus [appellanten] Mochten zij toegelaten worden tot de schuldsaneringsregeling dan zijn zij onmiddellijk bereid een keuring te ondergaan. Ook overigens is er geen grond voor vrees dat zij hun verplichtingen niet zullen nakomen. Zij zijn gemotiveerd en hebben in het voortraject goed meegewerkt en hebben geen recente nieuwe schulden.
2.2
Uit artikel 288, eerste lid, aanhef en onder c, Faillissementswet (Fw) vloeit voort dat een verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling alleen wordt toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Het hof is van oordeel dat [appellanten] hierin zijn geslaagd. Daartoe is het volgende redengevend.
2.3
Gebleken is dat [appellanten] een vijftal schulden hebben van in totaal € € 39.154,44. De grootste schuld, die in verband met het opstarten van de eigen onderneming is aangegaan, is ontstaan in 2004 en bedraagt € 35.421,59. De meest recente schuld op de lijst bedraagt € 756,25 en is van april 2017.
Daarnaast hebben [appellanten] aangetoond vrijgesteld te zijn van de sollicitatieplicht door de DWI en hebben zij diverse medische gegevens overgelegd. Hieruit blijkt op dit moment afdoende dat van [appellanten] niet verwacht had kunnen worden dat zij thans werken of werk aan het zoeken zijn.
Ten slotte is door de schuldhulpverlener in het schuldsaneringsverzoek gemeld dat [appellanten] hun afspraken nakomen, hetgeen door de advocaat is bevestigd.
Aldus lijkt sprake van een stabiele situatie die het vertrouwen rechtvaardigt dat [appellanten] de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zullen nakomen. Het hof is dan ook van oordeel dat [appellanten] de kans moet worden geboden hun schulden te saneren.
[appellanten] dienen zich evenwel te realiseren dat zolang zij niet van de sollicitatieverplichting zijn ontheven, vier keer per maand dienen te solliciteren. Omdat zij zich (blijvend) volledig arbeidsongeschikt achten, dienen zij zo spoedig mogelijk in contact te treden met de bewindvoerder teneinde gekeurd te worden en - indien de keuring daartoe aanleiding geeft - de rechter-commissaris te verzoeken hen van de sollicitatieplicht te ontheffen. Zij zullen, ook met betrekking tot het gebruik van een auto, de aanwijzingen van de bewindvoerder dienen te volgen, omdat het anders zo kan zijn dat de schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd, waarna [appellanten] tien jaar lang geen gebruik meer zullen kunnen maken van deze regeling. Zij zullen zich dus terdege bewust moeten zijn dat aan hen met de toelating een unieke kans wordt geboden om uit hun schuldenpositie te komen.
2.4
Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en de verzoeken van [appellanten] alsnog toewijzen, nu ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- verklaart op [appellanten] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing;
- verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam om te worden voortgezet met inachtneming van hetgeen in dit arrest is beslist.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P.M. Haas, D.J. Oranje en J.M. de Jongh en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.