ECLI:NL:GHAMS:2018:2773

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
5 augustus 2018
Zaaknummer
200.236.737/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland en wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de man om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met zijn minderjarige kind naar het Verenigd Koninkrijk en om zijn kind in te schrijven op een school aldaar. De man en de vrouw zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over hun kind, dat in Nederland woont. De man heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn werk in het Verenigd Koninkrijk moet verhuizen en dat dit in het belang van het kind is. De vrouw heeft zich verzet tegen de verhuizing en betoogd dat het belang van het kind in Nederland ligt, waar hij geworteld is en waar hij zijn vrienden heeft.

Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van het kind als hoogste prioriteit gesteld, maar ook de belangen van beide ouders in aanmerking genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de man een zwaarwegend belang heeft bij de verhuizing, omdat hij zijn werk niet langer vanuit Nederland kan uitoefenen. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de man voldoende maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind te verzachten, zoals het faciliteren van contact tussen de vrouw en het kind en het bieden van een passende school in het Verenigd Koninkrijk.

Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken van de man toegewezen en de vrouw verplicht om haar medewerking te verlenen aan de verhuizing en de inschrijving van het kind op school. De omgangsregeling is aangepast zodat het kind regelmatig contact kan houden met de vrouw, zowel in Nederland als in het Verenigd Koninkrijk. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man direct met de uitvoering kan beginnen, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen die de vrouw zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.236.737/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/13/636560/FA RK 17-6597
Beschikking van de meervoudige kamer van 10 juli 2018 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen te Rotterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.K. Uppal te Amsterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 3 april 2018 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 3 januari 2018.
2.2
De vrouw heeft op 25 mei 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 13 juni 2018 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof is voorts op 30 mei 2018 nog ingekomen een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 29 mei 2018 met bijlage.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 18 juni 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat. Voor de man is mevrouw J. Barnett opgetreden als tolk in de Engelse taal;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Voor de vrouw is de heer B.P. Boucher opgetreden als tolk in de Engelse taal;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw S. Benjamin.
2.6
Aan partijen is ter zitting meegedeeld dat, gelet op het belang bij een spoedige beslissing, de uitspraak wordt bepaald op 3 juli 2018, in de vorm van een verkorte beschikking die uiterlijk 24 juli 2018 nader uitgewerkt zal worden. Tevens is de vrouw gelegenheid geboden om uiterlijk 25 juni 2018 schriftelijk te reageren op de producties die door de man bij zijn verweerschrift op het incidenteel hoger beroep zijn ingediend.
2.7
Op 22 juni 2018 is bij het hof een faxbericht met bijlage ingekomen van de zijde van de vrouw van diezelfde datum.
2.8
De griffier heeft partijen na de zitting telefonisch meegedeeld dat niet op de aangezegde datum van 3 juli 2018, maar op 10 juli 2018 uitspraak wordt gedaan in de vorm van een verkorte beschikking.
2.9
Deze beschikking is de uitwerking van voornoemde verkorte beschikking.

3.De feiten

3.1
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de man en de vrouw is geboren [de minderjarige] (hierna te noemen: [de minderjarige] ), [in] 2011, te [geboorteplaats] . De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft de Italiaanse en Britse nationaliteit. De man heeft de Britse nationaliteit. De vrouw heeft de Braziliaanse en Italiaanse nationaliteit. Partijen wonen in [woonplaats] . [de minderjarige] woont vanaf zijn geboorte in [woonplaats] .
3.2
Bij de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2015 betreffende voorlopige voorzieningen is – voor zover van belang – bepaald dat [de minderjarige] met onmiddellijke ingang aan de man zal worden toevertrouwd en is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus bepaald dat met ingang van de datum beschikking:
a. a) zolang de vrouw woonruimte ter beschikking heeft waar [de minderjarige] kan overnachten, de vrouw [de minderjarige] op donderdag uit school haalt, waarna de man [de minderjarige] op zaterdag om 19.00 uur ophaalt bij de vrouw.
b) Indien [de minderjarige] niet bij de vrouw kan overnachten, haalt de vrouw [de minderjarige] op donderdag en vrijdag uit school en brengt zij hem om 19.00 uur weer bij de man; op zaterdag heeft de vrouw [de minderjarige] van 10.00 tot 19.00 uur bij zich, waarbij de man [de minderjarige] om 19.00 uur ophaalt bij de vrouw. In de vakantie haalt de vrouw [de minderjarige] op donderdag om 09.00 uur op bij de man en haalt de man [de minderjarige] op zaterdag om 19.00 uur op bij de vrouw.
De behandeling is pro forma aangehouden in afwachting van onderzoek door de raad naar onder andere de gewenste zorgregeling (ook ten behoeve van de hoofdprocedure).
3.3
Bij (echtscheidings)beschikking van 29 maart 2017 en de bijbehorende herstelbeschikking van 14 juni 2017 van de rechtbank Amsterdam is – voor zover hier van belang – de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders conform de beschikking van 16 september 2015 bepaald, met de volgende aanpassing: deze regeling loopt door gedurende schoolvakanties, met dien verstande dat de vrouw [de minderjarige] dan om 9.00 uur bij de man ophaalt en voorts dat [de minderjarige] in de zomervakantie twee weken aaneengesloten bij de man en een week aaneengesloten bij de vrouw zal verblijven, in onderling overleg te bepalen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de man hem, kort gezegd, vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met [de minderjarige] naar [plaats] , Verenigd Koninkrijk, en voor inschrijving van [de minderjarige] op [de school] te [plaats] afgewezen, evenals zijn verzoek, met dienovereenkomstige wijziging van de omgangsregeling, te bepalen dat er contact zal zijn tussen [de minderjarige] en de vrouw in Engeland gedurende de schoolvakanties van [de minderjarige] , waarbij de vakanties in onderling overleg bij helfte worden gedeeld en [de minderjarige] tweemaal per week via Skype contact heeft met de vrouw. Het verzoek van de vrouw te bepalen dat [de minderjarige] de helft van de week bij de vrouw zal verblijven en haar voorwaardelijke verzoek de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vrouw te bepalen, zijn tevens afgewezen.
4.2
De man is met twee grieven van deze beslissing in hoger beroep gekomen en stelt een meer uitgebreide zorgregeling voor. De man verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking:
- hem vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk te verhuizen vanaf schooljaar 2018/2019, oftewel in de zomer 2018, onder de verplichting aan de vrouw haar medewerking te verlenen aan overschrijving van [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk en inschrijving op [de school] te [plaats] ;
- een zorgregeling te bepalen, waarin wordt voorzien in een maandelijks bezoek van de man en [de minderjarige] aan Nederland en een maandelijks bezoek van de vrouw aan [de minderjarige] in het Verenigd Koninkrijk, alsmede deling van de schoolvakanties bij helfte en vrij mail, telefoon, skype en facetime contact tussen de vrouw en [de minderjarige] ;
- een informatieregeling te bepalen, inhoudende dat de man de vrouw maandelijks zal informeren per mail over aangelegenheden betreffende [de minderjarige] , inclusief zijn vorderingen (sociaal emotioneel en cognitief) op school.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man zijn verzoek op het punt van de schoolinschrijving gewijzigd, aldus dat hij verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [de minderjarige] op [de school] .
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover deze ziet op de vervangende toestemming tot verhuizing en – in incidenteel hoger beroep – de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze ziet op de afwijzing van de zelfstandige verzoeken van de vrouw in eerste aanleg en te bepalen dat er een zorgregeling zal gelden waarbij de vrouw de helft van de week voor [de minderjarige] zorgt, de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, en, voorwaardelijk, in geval de man zonder [de minderjarige] zal verhuizen, het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vrouw te bepalen. Tot slot verzoekt de vrouw de man in de proceskosten te veroordelen.
4.4
In incidenteel appel verzoekt de man de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel verzoek, althans haar verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan het hof ligt voor of de man vervangende toestemming dient te worden verleend voor verhuizing met [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk en voor inschrijving van [de minderjarige] op [de school] , alsmede de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder betreffende [de minderjarige] .
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking dienen te nemen.
5.4
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Rechtsmacht
5.5
De onderhavige zaak draagt een internationaal karakter, omdat de vrouw de Braziliaanse en Italiaanse nationaliteit en de man de Britse nationaliteit heeft. Alvorens de zaak inhoudelijk te beoordelen, dient derhalve eerst te worden vastgesteld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. [de minderjarige] heeft de Italiaanse en Britse nationaliteit. Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] thans in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) bevoegd om te beslissen op de verzoeken van partijen.
Vervangende toestemming verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk
5.6
Zoals hiervoor reeds is overwogen, dienen bij de beslissing omtrent een verhuizing van de verzorgende ouder, in dit geval de man, en het kind, alle betrokken belangen te worden afgewogen en alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Eveneens is reeds overwogen dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de belangenafweging, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Bij de andere belangen kan, krachtens vaste rechtspraak, onder andere gedacht worden aan:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.7
De man betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte geen vervangende toestemming heeft verleend om met [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk te verhuizen, enkel omdat de noodzaak voor verhuizen onvoldoende is komen vast te staan. Onjuist is dat het belang van een kind altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bovendien heeft de man een voldoende zwaarwegend belang bij verhuizing. Verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk betekent voor de man niet alleen behoud van werk en het op niveau kunnen blijven uitoefenen van zijn werk, maar ook de mogelijkheid om terug te keren naar zijn geboorteland en zijn aldaar nog altijd aanwezige netwerk. Door de groei van het bedrijf waar de man werkt, is het niet mogelijk om de cliënten vanaf ver te blijven ondersteunen en dient hij zijn werkzaamheden naar het Verenigd Koninkrijk te verplaatsen. De man is gespecialiseerd en spreekt geen Nederlands, wat het moeilijk maakt om ander werk in Nederland te vinden. Door middel van een verhuizing kan de man sociaal-economische stabiliteit bieden ten behoeve van een adequate huisvesting, zorg en opvoeding van [de minderjarige] . Met de sociale grootouders van [de minderjarige] , die in de nabije omgeving wonen in Engeland, worden nauwe banden onderhouden. Dit geldt tevens voor neefjes en nichtjes en kinderen van de zus van de man die een dorp verderop wonen. Dat het huis in een meer rustige en natuurlijke omgeving staat is een bijkomend voordeel voor [de minderjarige] .
De man erkent het belang van het contact tussen de vrouw en [de minderjarige] en is bereid reizen te ondernemen naar Nederland met [de minderjarige] en tickets voor de vrouw te faciliteren naast contact via skype, mail, et cetera. Niet zeker is of de vrouw op wat langere termijn in Nederland blijft of naar Brazilië terugkeert, alwaar haar familie woont. In het Verenigd Koninkrijk kan evenals in Nederland adequate hulpverlening voor [de minderjarige] worden ingezet op school, alsmede een gespecialiseerde kinderpsycholoog worden ingeschakeld.
De communicatie tussen partijen is goed genoeg. De man is bereid te werken aan de communicatie met de vrouw tot aan de zomer 2018, onder leiding van JBRA met ‘Eigen plan’.
5.8
De vrouw voert aan dat noodzaak wel degelijk een voorwaarde is voor een verhuizing en dat deze ontbreekt
.Het had op de weg van de man gelegen om te verduidelijken om welke reden de verhuizing alsnog had moeten worden toegewezen als er geen noodzaak bestaat om te verhuizen. De man weigert in Nederland mee te betalen voor naschoolse activiteiten, wat ten koste gaat van de aannemelijkheid van kwalitatief hoogwaardige zorg die de man stelt te hebben voor [de minderjarige] in Engeland. De werkgeversverklaring waarin op overplaatsing naar het Verenigd Koninkrijk wordt aangedrongen is opgesteld door [X] . Deze persoon was voorheen een werknemer van de man en is een goede vriend, wat zijn verklaring onbetrouwbaar maakt. Overigens blijkt van geen noodzaak uit de verklaring.
[de minderjarige] is in Nederland geboren en is hier geworteld, heeft hier zijn vriendjes en voelt zich vertrouwd. Zeker omdat [de minderjarige] speciale behoeftes heeft, is hij gebaat bij continuïteit in zijn leefomstandigheden en de nabijheid en liefde van beide ouders. De sociale grootouders van [de minderjarige] , die [de minderjarige] drie maal hebben gezien, wonen op 3,5 uur rijden. Tijdens het huwelijk van partijen was de man ernstig gebrouilleerd met zijn zus, met wie hij geen contact meer heeft. Met zijn ouders heeft hij al langer dan tien jaar geen contact. Het is ongeloofwaardig dat [de minderjarige] een hechte band heeft met zijn sociale grootouders en dat zijn zus een belangrijke rol zal vervullen.
5.9
De raad heeft ter zitting aangeboden een raadsonderzoek te verrichten om de gevolgen van een eventuele verhuizing voor [de minderjarige] verder te onderzoeken.
5.1
Het hof overweegt als volgt.
5.11
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling acht het hof zich voldoende voorgelicht, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten zoals geadviseerd door de raad.
5.12
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De man is in het Verenigd Koninkrijk geboren en opgegroeid. Partijen hebben elkaar in 2006 in Londen leren kennen. De vrouw was toen voor haar toenmalige beroep als tandarts in Londen. [in] 2010 zijn partijen in Brazilië gehuwd en zij hebben aanvankelijk in het Verenigd Koninkrijk gewoond. Vanwege het werk van de man zijn zij nadien naar Nederland verhuisd, waar zij in 2015 feitelijk uit elkaar zijn gegaan. Vanwege de verkoop van de voormalige echtelijke woning in [woonplaats] dient de man een nieuwe woning voor hem en [de minderjarige] te zoeken. De man heeft een eigen woning in [plaats] , Verenigd Koninkrijk. [de minderjarige] , inmiddels zeven jaar oud, heeft zijn gehele leven in Nederland gewoond en is drietalig opgevoed. Hij spreekt onder meer goed Engels. Sinds vroege leeftijd heeft [de minderjarige] gedrags- en emotie-regulatie problemen, die zich met name uiten in opstandig en agressief gedrag. Sinds september 2015 verblijft [de minderjarige] bij de man, nadat de vrouw had aangegeven de zorg voor [de minderjarige] niet meer aan te kunnen. Als gevolg van een vaatziekte aan haar arm heeft de vrouw een medische beperking en zij gaf aan een burn-out te hebben, wat de zorg voor [de minderjarige] bemoeilijkte. Uit de stukken blijkt tevens dat zij moeite had met het begrenzen van [de minderjarige] . [de minderjarige] ontvangt sinds september 2015 hulp van MOC ‘t Kabouterhuis. Behandeling van [de minderjarige] bij de Pionier van de Bascule is gestaakt in verband met de juridische procedures. Ook volgt [de minderjarige] speciaal onderwijs. Blijkens de door de Jeugdbescherming ter zitting in eerste aanleg verstrekte informatie liet [de minderjarige] op dat moment geen probleemgedrag zien. [de minderjarige] ziet zijn moeder wekelijks van donderdag na school tot zaterdag 19.00 uur. De ouders werken momenteel aan hun onderlinge communicatie middels Eigen Plan.
De man is werkzaam bij FIS, in een gespecialiseerde functie. Hij spreekt geen Nederlands. De werkgever van de man heeft de man vanwege de zorg voor [de minderjarige] in de gelegenheid gesteld vanuit huis te werken en zal dit ook bij de uitoefening van de werkzaamheden in het Verenigd Koninkrijk blijven faciliteren.
Bij brief van 29 maart 2018 heeft FIS, in de persoon van [X] , onder meer als volgt aan de man meegedeeld:
“Back in your 2016 performance review (…) I informed you that I wanted you to work in a UK based role with a client focus on Sainsburys bank. At that time, you told me that until your divorce was finalized and it was known what was happening with your home in NL, that it would be difficult to commit to a decision on the move to the UK. (…) We were happy to work with you to help you get through this difficult period, however (…) the need to fulfill your role fully and to service our UK clients has not gone away. (…) I understand you will appeal the court decision and following this decision we will need to move you to the UK (…)”.
[Y] , Vice President van FIS in Florida, Verenigde Staten, heeft bij brief van 8 juni 2018 onder meer als volgt aan de man bericht:
“As you know we have been happy with your work so far on the managed service contracts for 2 of our major UK client operations. This resulted in an offer of a role matching your full capabilities based in the UK, especially due to the need for frequent client interaction and onsite meetings. (…) Our clients are in the UK and the continued growth and development of these contracts, and the expenses that would be involved with you having to frequently travel to the UK, mean that you can no longer continue to manage these accounts’ activities remotely from the Netherlands. (…) if you are unable to fulfil the roll in the UK, FIS would need to look for someone who is local in the UK, and the duties you currently perform would need to transition to that person. (…) it would be difficult to find you a new position in NL. (…) I need you to be working in the UK as soon as possible.”
Per 30 september 2018 komt de zogenoemde 30%-regeling ingekomen werknemers voor de man te vervallen.
De vrouw is thans bezig met een opleiding en wil in de toekomst een eigen bedrijf oprichten waarmee zij in een eigen inkomen kan voorzien. De familie van de vrouw woont in Brazilië. De vrouw heeft vrienden en een nieuwe partner in Nederland.
5.13
Als uitgangspunt heeft te gelden dat [de minderjarige] (reeds sinds 2015) zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de man en dat dit in beginsel zo dient te blijven. Voorts geldt dat [de minderjarige] een groot belang heeft bij contact met zijn beide ouders en bij stabiliteit. [de minderjarige] is een jongetje met speciale behoeftes die vragen om een ouder met meer dan gemiddelde opvoedcapaciteiten. [de minderjarige] is gebaat bij duidelijkheid en structuur en onder de huidige omstandigheden, met zijn vader als hoofdverzorger en de hem geboden hulpverlening, lijkt hij goed te gedijen. De vrouw heeft een groot belang bij (het behoud van) contact met haar kind en om in zijn leven betrokken te blijven.
Uit het hiervoor onder 5.12 vermelde blijkt dat de man een zwaarwegend belang heeft om terug te verhuizen naar het Verenigd Koninkrijk om daar zijn werkzaamheden uit te kunnen voeren. Uit de brieven van de werkgever van de man blijkt dat dit van de man wordt verwacht. De man heeft belang bij behoud van zijn baan, vanwege de financiële zekerheid en omdat zijn werkgever rekening houdt met de omstandigheid dat de man de zorg heeft voor [de minderjarige] . Deze baan biedt de man de mogelijkheid zijn werk en de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] te combineren. De man heeft voorts zijn wortels in het Verenigd Koninkrijk en heeft daar, zoals voldoende is aangetoond, zijn sociale netwerk. Het hof is van oordeel dat de belangen van de man, de vrouw en [de minderjarige] alle zwaar wegen, maar dat alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende het belang van de man bij een verhuizing in dit geval dient te prevaleren. Voor dit oordeel is het volgende mede redengevend. Uit hetgeen de man (onderbouwd met stukken) naar voren heeft gebracht, blijkt dat [de minderjarige] in het Verenigd Koningrijk naar een passende school zal kunnen gaan en dat gelijkwaardige hulpverlening aan hem zal kunnen worden geboden door onder meer de Child and Adolescent Mental Health Services in Cumbria en/of een kinderpsycholoog, waarbij JBRA zich blijkens opgaaf van de man heeft aangegeven bereid te zijn de gegevens van [de minderjarige] over te dragen. Daarnaast geldt dat onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn gesteld of gebleken voor het oordeel dat een verhuizing voor [de minderjarige] een zodanige belasting vormt dat dit daaraan in de weg staat. Hoewel [de minderjarige] is geworteld in Nederland, spreekt hij ook de Engelse taal, heeft hij tevens de Engelse nationaliteit en heeft hij familie in het Verenigd Koninkrijk. Verder is van belang dat de man zich bereid heeft verklaard zoveel mogelijk aan de belangen van de vrouw bij (veelvuldig) contact met [de minderjarige] tegemoet te komen. De man zal in de door hem voorgestelde regeling eens in de maand met [de minderjarige] een weekend naar Nederland komen en een weekend in de maand het verblijf van de vrouw in het Verenigd Koninkrijk faciliteren en bekostigen. Gedurende deze weekenden zullen de vrouw en [de minderjarige] samen, zonder de man, omgang hebben. Daarnaast heeft de man toegezegd dat tussen de vrouw en [de minderjarige] vrij mail-, telefoon-, Skype en Facetime contact zal zijn. Hoewel een verhuizing ontegenzeggelijk tot minder omgang tussen [de minderjarige] en de vrouw zal leiden, is het hof van oordeel dat dit verlies op een zo adequaat mogelijke wijze door de man zal worden gecompenseerd. Van belang is tot slot dat voldoende aannemelijk is dat niet sprake is van een zodanig verstoorde relatie tussen de partijen dat daardoor geen adequate uitvoering aan de door de man voorgestelde regeling zal kunnen worden gegeven.
5.14
Het hof zal dan ook aan de man vervangende toestemming verlenen om met [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk te verhuizen en bepalen dat de vrouw haar medewerking aan overschrijving van [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk dient te verlenen. Daarbij wordt tevens met wijziging van de thans geldende omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vrouw - overeenkomstig de door de man voorgestelde regeling en rekening houdend met de reisduur - bepaald dat [de minderjarige] twee weekenden per maand bij/met de vrouw zal doorbrengen, waarbij de man en [de minderjarige] maandelijks naar Nederland zullen komen en [de minderjarige] dan het weekend (van vrijdagavond tot zondag 16.00 uur) bij de vrouw zal verblijven, en de vrouw – door middel van een door de man gefinancierd retourticket en gefaciliteerde passende accommodatie – maandelijks (van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur) een weekend met [de minderjarige] zal doorbrengen in het Verenigd Koninkrijk. Voor wat betreft de schoolvakanties geldt dat deze tussen partijen in onderling overleg bij helfte dienen te worden verdeeld. Voorts zal overeenkomstig de door de man voorgestelde regeling te allen tijde tussen de vrouw en [de minderjarige] vrij mail-, telefoon-, Skype en Facetime contact mogelijk zijn en zal de man overeenkomstig zijn aanbod de vrouw maandelijks per mail dienen te informeren over belangrijke ontwikkelingen van en aangelegenheden betreffende [de minderjarige] , inclusief zijn vorderingen (sociaal emotioneel en cognitief) op school.
5.15
De man heeft zijn verzoek op het punt van de schoolinschrijving ter zitting in hoger beroep gewijzigd, aldus dat hij (in plaats van te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen) verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [de minderjarige] op [de school] . Daar het gewijzigde verzoek gelijk is aan het aanvankelijke verzoek in eerste aanleg en de vrouw op dit gewijzigde verzoek heeft kunnen reageren, is zij daardoor niet in haar belangen geschaad en zal het hof op dit gewijzigde verzoek beslissen. Nu tegen het verzoek geen verweer is gevoerd, zal het worden toegewezen zoals verzocht.
5.16
Het hiervoor overwogene brengt mee dat de door de vrouw in incidenteel hoger beroep verzochte uitbreiding van de omgang en de bepaling van het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij haar, zal worden afgewezen.
5.17
Overeenkomstig het verzoek van de man zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Voor een veroordeling van de man in de proceskosten is in het licht van het voorgaande geen plaats, zodat dit verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
5.18
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, en opnieuw beschikkende:
verleent vervangende toestemming aan de man om met [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk te verhuizen in de zomer 2018;
verleent vervangende toestemming aan de man om [de minderjarige] in te schrijven op [de school] te [plaats] , Verenigd Koninkrijk;
bepaalt dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan overschrijving van [de minderjarige] naar het Verenigd Koninkrijk;
bepaalt dat [de minderjarige] twee weekenden per maand bij/met de vrouw zal doorbrengen, waarbij de man en [de minderjarige] maandelijks naar Nederland zullen komen en [de minderjarige] dan het weekend (van vrijdagavond tot zondag 16.00 uur) bij de vrouw zal verblijven, en de vrouw – door middel van een door de man gefinancierd retourticket en gefaciliteerde passende accommodatie – maandelijks (van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur) een weekend met [de minderjarige] zal doorbrengen in het Verenigd Koninkrijk;
bepaalt dat de schoolvakanties tussen partijen bij helfte worden verdeeld, door partijen in onderling overleg te bepalen;
bepaalt dat er tussen de vrouw en [de minderjarige] vrij mail-, telefoon-, Skype en Facetime contact is;
bepaalt dat de man de vrouw maandelijks zal informeren per mail over belangrijke ontwikkelingen van en aangelegenheden betreffende [de minderjarige] , inclusief zijn vorderingen (sociaal emotioneel en cognitief) op school;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.A.M. Tijhuis, A.N. van de Beek en J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. J. Stein als griffier, en is op 10 juli 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
Het bovenstaande bevat de schriftelijke uitwerking van de motivering van de reeds op 10 juli 2018 uitgesproken beschikking en is op 31 juli 2018 aldus vastgesteld en bij ontstentenis van de voorzitter door de oudste raadsheer ondertekend.