ECLI:NL:GHAMS:2018:2771
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige en de rol van de ouders in het contactherstel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 20 december 2017 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is uitgesproken op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder is van mening dat er geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] en dat de ondertoezichtstelling enkel is uitgesproken omdat zij geen medewerking wil verlenen aan contactherstel met de vader. De vader, die sinds 5 maart 2014 als niet-ingezetene in de Basisregistratie Persoonsgegevens staat geregistreerd, heeft een verweerschrift ingediend en verzoekt om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2018 is gebleken dat de moeder nog steeds niet bereid is om de vader in het leven van [de minderjarige] toe te laten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] voortkomt uit het volledig uitsluiten van de vader door de moeder. Het hof heeft overwogen dat de moeder onder behandeling is van een psycholoog, maar dat dit nog niet heeft geleid tot enige bereidheid om contact tussen [de minderjarige] en de vader te faciliteren. Het hof concludeert dat zowel ten tijde van de bestreden beschikking als thans voldaan is aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling, en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van contact tussen [de minderjarige] en beide ouders voor een gezonde identiteitsontwikkeling. Het hof stelt dat er gewerkt moet worden aan de individuele problematiek van zowel de moeder als de vader, voordat er kan worden gewerkt aan contactherstel. De Raad voor de Kinderbescherming moet beide ouders betrekken bij de hulpverlening, zodat de weerstand van de moeder kan worden overwonnen en de vader zijn aandeel in de problematiek kan erkennen. De uitspraak onderstreept de noodzaak van een zorgvuldige aanpak in zaken van ondertoezichtstelling en contactherstel.