ECLI:NL:GHAMS:2018:2761
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Benoeming van grootouders tot voogd over minderjarige na afwijzing verzoek door de rechtbank
In deze zaak hebben de grootouders van een minderjarige, geboren in 2016, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2017. De rechtbank had het verzoek van de grootouders om hen te benoemen tot voogd over de minderjarige afgewezen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) benoemd tot voogd. De grootouders, die gezamenlijk in hoger beroep zijn gekomen, hebben betoogd dat zij in staat zijn om de belangen van de minderjarige te waarborgen en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet geschikt zijn als voogd.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de ondercuratelestelling van de moeder van de minderjarige en de zorgen over haar zorgcapaciteiten. De grootouders hebben in het verleden al beslissingen genomen in het belang van de moeder en de minderjarige en hebben meegewerkt aan de plaatsing van de minderjarige in pleegzorg. Het hof heeft vastgesteld dat de grootouders, ondanks hun gescheiden woonomstandigheden, in staat zijn om samen te werken en de zorg voor de minderjarige op zich te nemen.
Na het horen van de argumenten van de grootouders, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming, heeft het hof geconcludeerd dat de grootouders gezamenlijk tot voogd moeten worden benoemd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de raad tot het belasten van de GI met de voogdij afgewezen. De grootouders zijn benoemd tot voogd over de minderjarige, waarmee het hof de belangen van de minderjarige vooropstelt.