ECLI:NL:GHAMS:2018:2710

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
23-000370-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 26 augustus 2017 te Julianadorp, gemeente Den Helder. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de verdachte had veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als volgt vastgesteld: de verdachte heeft het slachtoffer met kracht in het gezicht geslagen met een vuist. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd, wat meebracht dat de eerdere straf niet voldeed aan de ernst van het feit.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zes weken geëist, waarvan vijf weken voorwaardelijk. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 500,00. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000370-18
datum uitspraak: 30 juli 2018
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-217676-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 juli 2018.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2017 te Julianadorp, gemeente Den Helder, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) in het gezicht, te slaan en/of te stompen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2017 te Julianadorp, gemeente Den Helder, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht met de tot vuist gebalde hand in het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde - het met de vuist in het gezicht slaan van het slachtoffer - veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,--, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan vijf weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer een vuistslag in het gezicht te geven, ten gevolge waarvan het slachtoffer enige tijd buiten bewustzijn is geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2018 is hij vaker onherroepelijk veroordeeld voor geweldsdelicten. Eerdere straffen hebben de verdachte er niet van kunnen weerhouden wederom een geweldsdelict te plegen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde straf - alleen een geldboete - geen recht doet aan de ernst van het feit. Het hof ziet daarom aanleiding om, naast een geldboete, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden zich wederom aan het plegen van geweldsmisdrijven dan wel andere strafbare feiten schuldig te maken. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, rekening houdend met de draagkracht van de verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. G. Oldekamp en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 juli 2018.
[…]