In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 26 augustus 2017 te Julianadorp, gemeente Den Helder. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de verdachte had veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als volgt vastgesteld: de verdachte heeft het slachtoffer met kracht in het gezicht geslagen met een vuist. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd, wat meebracht dat de eerdere straf niet voldeed aan de ernst van het feit.
De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zes weken geëist, waarvan vijf weken voorwaardelijk. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 500,00. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.