In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een telefoon, die hij op 27 april 2016 in Amsterdam van de aangever heeft weggenomen. De aangever was op de Prinsengracht bezig een gevecht te filmen toen de verdachte zijn telefoon uit zijn hand sloeg, deze oppakte en vervolgens in de gracht gooide. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de telefoon heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, in plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte, die recentelijk uit detentie in België was vrijgekomen. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze niet onherroepelijk was.