In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het rijden onder invloed van alcohol op 5 april 2016, waarbij zijn ademalcoholgehalte 445 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 550,00 en 11 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep dezelfde straffen geëist, maar met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden.
De verdediging voerde aan dat het onderzoek naar de ademalcohol niet geldig was, omdat het ademanalyse-apparaat niet correct was ingesteld op de zomertijd. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de tijdsinstelling van het apparaat geen invloed had op de betrouwbaarheid van het onderzoeksresultaat. Het hof achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en kwam tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de verdachte een geldboete van € 550,00 op, evenals 11 dagen hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Het hof overwoog dat de verdachte, als beginnend bestuurder, de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht door onder invloed van alcohol te rijden, en dat hij eerder al was bestraft voor een soortgelijk feit. De straffen werden bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.