Uitspraak
[X],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de vennootschap onder firma Pranger Bewindvoering, vertegenwoordigd door [X], in haar hoedanigheid van bewindvoerder. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een ontruimingsvonnis dat door de rechtbank Noord-Holland is uitgesproken. De bewindvoerder heeft in het incident een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dit vonnis ingediend, met het argument dat de ontruiming van de woning grote gevolgen heeft voor de schuldsaneringsregeling van [X].
Het hof heeft in een eerder tussenarrest geoordeeld dat de bewindvoerder geen belang heeft bij de gevorderde schorsing, mits de woning inmiddels is ontruimd. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de woning is ontruimd, maar stelt dat dit onder protest is gebeurd en dat er nog steeds een groot belang is bij terugkeer in de woning. Het hof heeft echter geoordeeld dat, nu de woning ontruimd is, er geen belang meer bestaat bij de incidentele vordering tot schorsing van het vonnis. De vordering is dan ook afgewezen.
De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 6 maart 2018 voor het nemen van een memorie van antwoord door Rochdale, de geïntimeerde in de hoofdzaak. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.