In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen notaris [naam] vanwege vermeende tekortkomingen in de voorlichting over de risico's verbonden aan de oprichting van een besloten vennootschap. Klaagster, die sinds 1992 in [buitenland] woont, werd benoemd tot enig bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap [naam BV], die op 14 november 2014 werd opgericht. Klaagster verwijt de notaris dat hij haar niet voldoende heeft geïnformeerd over de risico's van het bestuurderschap en dat hij heeft meegewerkt aan het benadelen van de crediteuren van de eenmanszaak van haar zoon, die eerder schulden had gemaakt. De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden heeft de klacht op 6 juli 2017 ongegrond verklaard, waarna klaagster in hoger beroep ging.
Tijdens de behandeling van de zaak op 9 november 2017 is klaagster niet verschenen, terwijl de notaris wel aanwezig was. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. Het hof oordeelt dat de notaris niet op de hoogte kon zijn van de specifieke omstandigheden van klaagster, zoals haar verblijf in het buitenland en haar rol als bestuurder. De kamer heeft terecht geoordeeld dat de notaris niet verplicht was om klaagster te wijzen op de risico's van het bestuurderschap bij een standaard oprichting van een besloten vennootschap.
Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 januari 2018 door de rolraadsheer.