Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.BVK KOERIERS V.O.F.,
[appellant sub 2],
[appellant sub 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘Hierbij deel ik u mede dat ik mijn arbeidsovereenkomst met B.V. Koerierdiensten per eerst mogelijke datum wens te beëindigen. Volgens mijn gegevens is dit per 29-1-2016 zonder opzegtermijn.’Met ‘B.V. Koerierdiensten’ is bedoeld BVK. De aangehaalde tekst is getypt, met uitzondering van de datum ‘29-1-2016’. Deze datum is met de hand geschreven en geplaatst op een stippellijn (‘……’) in een daartoe opengelaten ruimte. De brief zelf is niet gedateerd.
‘Van onze boekhouder hebben wij mogen vernemen dat u uw dienstverband bij BVK Koeriers per direct heeft beëindigd door middel van een opzeggingsbrief. Dit betekent dat u vanaf 1 februari 2016 niet meer in dienst bent van BVK Koeriers. Wij betreuren de manier waarop u dit kenbaar maakt maar respecteren uw keuze. (…) U zult spoedig een eindafrekening van ons ontvangen.’
principale beroepbetogen BVK c.s. dat de onder 3.2 aangehaalde brief de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft doen eindigen met ingang van 29 januari 2016, dat de overeengekomen arbeidsduur geen 173,33 uur maar 90 uur per maand bedraagt behoudens een beperkte periode vanaf 1 oktober 2015, en dat de loonvorderingen van [geïntimeerde] , diens vordering strekkend tot betaling van niet-genoten vakantieaanspraken en de vorderingen tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente niet toewijsbaar zijn. In het
incidentele beroepbetoogt [geïntimeerde] dat hem ten onrechte geen transitievergoeding en geen billijke vergoeding zijn toegekend en dat de omvang van de overeengekomen arbeidsduur, op basis waarvan het hem nog te betalen loon moet worden bepaald, geen 173,33 maar 176 uur per maand bedraagt. De beide beroepen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
‘een vooraf opgestelde opzeggingsbrief’, welke brief aldus niet is geschreven met het specifieke doel daardoor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 29 januari 2016 te bewerkstelligen, wat er ook zij van de handgeschreven vermelding van die datum in de brief. Dit strookt ook met het feit dat de datum waartegen werd opgezegd, in de getypte tekst van de brief was opengelaten en kennelijk naderhand is ingevuld. Op de tweede plaats heeft de kantonrechter in de bestreden beschikking (onder 8) overwogen dat noch BVK, noch haar boekhouder – naar wie BVK in haar onder 3.3 aangehaalde brief verwijst –, [geïntimeerde] heeft gewezen op de gevolgen van zijn opzegging. Dit hebben BVK c.s. in hoger beroep niet bestreden, zodat vast staat dat zij [geïntimeerde] níet hebben gewezen op de voor hem ernstige gevolgen van vrijwillige beëindiging van het dienstverband, in het bijzonder het verlies van de mogelijkheid zich te beroepen op ontslagbescherming en het mogelijke verlies van aanspraken op een werkloosheidsuitkering. Onder deze omstandigheden kan de aangehaalde brief van [geïntimeerde] niet worden aangemerkt als een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 29 januari 2016 en mocht BVK die brief evenmin redelijkerwijs in deze zin opvatten. Die brief heeft de arbeidsovereenkomst dus niet doen eindigen.
€ 2.200,- bruto per maand. Volgens de schriftelijke loonopgaven van BVK over oktober 2015, november 2015, december 2015 en januari 2016, die in eerste aanleg zijn overgelegd, bedroeg het aantal verloonde uren van [geïntimeerde] in elk van die maanden 173,33. Uit het bepaalde in artikel 7:610b BW volgt daarom dat, nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten minste drie maanden heeft geduurd, de omvang van de overeengekomen arbeidsduur vanaf 1 oktober 2015 tot het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2016 wordt vermoed gelijk te zijn aan 173,33 uur per maand. BVK c.s. hebben in hoger beroep geen voldoende feiten aangevoerd die dit vermoeden ontzenuwen en [geïntimeerde] heeft in hoger beroep geen voldoende feiten gesteld die de gevolgtrekking wettigen dat de maandelijkse arbeidsduur in de genoemde maanden meer dan 173,33 uur bedraagt. Hiermee staat vast dat de omvang van de overeengekomen arbeidsduur vanaf 1 oktober 2015 tot 1 juli 2016 173,33 uur per maand bedraagt, zodat het [geïntimeerde] toekomende loon over die periode op basis van deze arbeidsomvang moet worden bepaald en dus € 2.200,- bruto per maand beloopt. Over de niet tijdig betaalde loonbedragen is BVK de wettelijke verhoging, zoals door de kantonrechter toegewezen maar beperkt tot 25%, en de wettelijke rente verschuldigd, een en ander zoals in het dictum van de bestreden beschikking vermeld, aangezien – anders dan BVK c.s. betogen – geen rechtsregel aan gelijktijdige toekenning van beide in de weg staat. BVK is op grond van het bepaalde in artikel 7:641 BW verder gehouden tot betaling van een uitkering in geld gelijk aan het loon over niet-genoten vakantieaanspraken, zoals bij de bestreden beschikking bepaald, alleen al omdat BVK c.s. hun stelling dat [geïntimeerde] in 2015 zijn volledige vakantietegoed heeft opgenomen, niet deugdelijk hebben onderbouwd aan de hand van een overzicht uit de verlofadministratie van BVK of anderszins, zoals op hun weg had gelegen.
‘datum in dienst’is vermeld en [geïntimeerde] zijn stelling dat de daadwerkelijke aanvangsdatum in weerwil hiervan 1 juni 2014 is, in hoger beroep niet noemenswaardig heeft onderbouwd met feiten waaruit dat volgt. [geïntimeerde] stelt dat de overeengekomen arbeidsduur van aanvang af, dus vanaf 1 juli 2014, 176 uur per maand heeft bedragen. BVK c.s. stellen hiertegenover dat de omvang van de arbeidsduur aanvankelijk, tot de vermeerdering daarvan met ingang van 1 oktober 2015, 90 uur per maand is geweest, zoals in overgelegde maandelijkse loonopgaven daterend van vóór 1 oktober 2015 is vermeld en zoals ook de boekhouder van BVK, [X] , bij overgelegde schriftelijke verklaring van 7 september 2016 heeft verklaard. [geïntimeerde] heeft ter ondersteuning van de door hem gestelde omvang van de arbeidsduur gewezen op overgelegde activiteitenoverzichten – kennelijk – afkomstig van de opdrachtgever van BVK waaruit, volgens hem, het aantal door hem dagelijks gewerkte uren blijkt. BVK c.s. hebben hiertegen aangevoerd dat het aantal daadwerkelijk door [geïntimeerde] gewerkte uren niet uit die overzichten blijkt, omdat de in de overzichten vermelde werkzaamheden door andere personen dan [geïntimeerde] kunnen en veelal ook zijn verricht, met registratie van de werkzaamheden en een bepaalde daartoe gereden, genummerde, route op diens naam. [geïntimeerde] heeft dit niet voldoende betwist, mede in aanmerking genomen dat hij niet betwist dat de desbetreffende route in het gebruikte rapportagesysteem op zijn naam stond geregistreerd. De activiteitenoverzichten nopen reeds hierom niet tot de gevolgtrekking dat de overeengekomen arbeidsduur vanaf 1 juli 2014 tot 1 oktober 2015 176 uur per maand is geweest.
oktober, november en december 2018. BVK c.s. zullen bij antwoordakte eveneens verhinderdata aan hun zijde dienen op te geven. Voor het geval bewijslevering door getuigen zal plaatsvinden, zal hierna – op voorhand – een raadsheer-commissaris voor dit doel worden benoemd. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4.Beslissing
dinsdag 21 augustus 2018voor het indienen van een akte door [geïntimeerde] – uitsluitend – voor de onder 3.12 genoemde doeleinden;