In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen notaris mr. [naam] vanwege vermeend onzorgvuldig handelen bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar overleden vader, de heer [naam]. Klaagster verwijt de notaris dat zij onjuist en onvolledig is geïnformeerd over de nalatenschap ten tijde van het tekenen van de definitieve aangiften inkomstenbelasting en erfbelasting. Klaagster stelt dat de notaris haar vooraf had moeten informeren over de mogelijkheid van terugvordering van huurtoeslagen, die achteraf door de Belastingdienst worden vastgesteld. De kamer voor het notariaat in Den Haag had de klacht van klaagster eerder ongegrond verklaard, maar klaagster ging in hoger beroep.
Tijdens de behandeling van de zaak op 9 november 2017 heeft klaagster haar standpunt toegelicht, terwijl de notaris werd bijgestaan door haar advocaat. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat de notaris op 3 december 2015 een verklaring van erfrecht heeft afgegeven en dat erflater op 9 augustus 2016 een definitieve aanslag erfbelasting heeft ontvangen. Klaagster heeft betoogd dat de notaris had moeten voorzien dat de huurtoeslag zou worden herberekend, wat leidde tot een terugvordering van € 1.618.
Het hof heeft geoordeeld dat de notaris in redelijkheid geen rekening hoefde te houden met de mogelijkheid van terugbetaling van huurtoeslag, omdat de definitieve huurtoeslag op basis van de ingediende aangifte inkomstenbelasting wordt vastgesteld. Echter, het hof concludeert dat de notaris, gezien de ter beschikking gestelde administratie, had moeten begrijpen dat erflater huurtoeslag ontving en klaagster hierover had moeten informeren. Het hof verklaart de klacht gegrond, maar legt geen maatregel op, gezien de omstandigheden van de zaak.