ECLI:NL:GHAMS:2018:2595

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
23-003309-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal in vereniging wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal in vereniging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken in eerste aanleg, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 juli 2018 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De tenlastelegging omvatte diefstal van een kruiwagen en een buitenboordmotor, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben gehandeld.

Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had eerder al vrijspraak verleend, en het hof heeft deze beslissing bevestigd door te concluderen dat de verdachte niet bewezen kan worden geacht de feiten te hebben gepleegd. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd, en de verdachte is vrijgesproken van de tenlasteleggingen.

De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf is afgewezen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003309-17
datum uitspraak: 23 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 juli 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-179512-16 en 15-005727-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
postadres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair,
2 subsidiair en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover thans inhoudelijk nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 augustus 2016 te Monnickendam, gemeente Waterland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kruiwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
3
hij in of omstreeks de periode van 02 augustus 2016 tot en met 03 augustus 2016 te Broek in Waterland, gemeente Waterland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Yamaha, 8 pk., 4 tacts, grijs van kleur), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
3 subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 02 augustus 2016 tot en met 03 augustus 2016 te Broek in Waterland, gemeente Waterland en/of te Monnickendam, gemeente Waterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een buitenboordmotor (merk Yamaha, 8 pk., 4 tacts, grijs van kleur) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting en op basis van de inhoud van het dossier niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is vast te stellen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. Naar het oordeel van het hof is dus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 3 primair en 3 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 9 juni 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2016, parketnummer 15-005727-16, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M. Lolkema en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van
R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 juli 2018.
mr. Dubelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[....]