ECLI:NL:GHAMS:2018:258

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
200.218.688/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot volmacht en testament

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris, ingediend door klaagster en haar medeklagers. De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden heeft op 6 juni 2017 de klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht tegen de notaris. Klaagster, die een notariële volmacht had ondertekend, verwijt de notaris dat de volmacht te uitgebreid was en dat deze niet op de juiste wijze kon worden ingetrokken. De notaris heeft de klacht van klaagster gedeeltelijk ongegrond verklaard en de kamer heeft de klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. Het hof bevestigt deze beslissing en houdt verdere beslissingen ten aanzien van klaagster aan. De zaak is behandeld op 9 november 2017, waarbij de klagers en de notaris aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van de feiten zoals vastgesteld door de kamer en heeft geoordeeld dat de medeklagers geen zelfstandig klachtrecht hebben. De beslissing van de kamer wordt door het hof onderschreven, en de klachten van klaagster worden aangehouden voor verdere beoordeling.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.218.688/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/312151/ KL RK 16/139
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 januari 2018
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante
hierna te noemen: klaagster,
en [naam] en [naam] , wonend te [plaats] ,
appellanten,
hierna samen te noemen: klagers,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.A. van der Pool, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klagers hebben op 4 juli 2017 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 6 juni 2017 (ECLI:NL:TNORARL:2017:31). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris), klaagster in haar klacht tegen de notaris niet-ontvankelijk verklaard wat betreft de klachtonderdelen 1 tot en met 3 en de klacht van klaagster voor het overige (klachtonderdelen 4 tot en met 8) ongegrond verklaard.
1.2.
Klagers hebben op 18 en 25 juli 2017 nadere stukken bij het hof ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 26 september 2017 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
1.4.
Op 28 oktober 2017 hebben klagers per e-mail en later op 1 november 2017 per post aanvullende stukken bij het hof ingediend.
1.5.
Op 30 oktober 2017 heeft de notaris twee aanvullende producties in het geding gebracht; bij e-mailbericht van 2 november 2017 heeft de notaris een nadere reactie ingediend. Bij e-mailberichten van 31 oktober 2017, 2 november 2017 en 3 november 2017 hebben klaagster en klagers nadere reacties ingediend.
1.6.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 november 2017. Klagers en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overlegde pleitnota’s. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal is verstuurd aan partijen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
De kamer heeft aan zijn beslissing de navolgende feiten ten grondslag gelegd:
“2.1 Klaagster heeft twee dochters en een zoon. Mevrouw [naam] , gemachtigde en medeklaagster in de onderhavige klachtprocedure (hierna ook: [mevrouw A] ), is de oudste dochter. Mevrouw [naam] (hierna ook: [mevrouw B] ) is de jongste dochter.
2.2
Klaagster heeft op 10 juli 2012 bij de notaris een notariële volmacht ondertekend. Eveneens op 10 juli 2012 is door de notaris het testament van klaagster gepasseerd.
2.3
Met de volmacht van 10 juli 2012 is [mevrouw B] aangesteld tot algemeen gevolmachtigde van klaagster. Aan de gevolmachtigde is onder meer volmacht gegeven om bankrekeningen te openen en te voeren en bedragen te storten en op te nemen. Ook is volmacht gegeven om registergoederen te verkrijgen, te verkopen, te ruilen en te leveren.
2.4
De woning van klaagster te [plaats] is in 2015 verkocht en de levering is door de notaris verzorgd. Daarbij is gebruik gemaakt van de volmacht aan [mevrouw B] . De verkoopopbrengst van de woning is naar een bankrekening van klaagster overgemaakt.
2.5
Op 30 augustus 2016 hebben klaagster en de medeklagers het kantoor van de notaris bezocht. Tijdens dat bezoek is aangegeven dat de volmacht van 10 juli 2012 zou moeten worden ingetrokken. De notaris heeft meegedeeld dat zij geen gevolg kan geven aan het verzoek.
2.6
Bij email van 13 oktober 2016 is de notaris geïnformeerd over het intrekken van de volmacht tijdens een kortgeding procedure op 10 oktober 2016 bij de rechtbank [plaats] . Na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting heeft de notaris op 14 oktober 2016 een aantekening van intrekking op de volmacht vermeld.
2.7
Conform het vermelde in het proces-verbaal van 10 oktober 2016 is overgegaan tot het benoemen van een professioneel bewindvoerder over de financiën van klaagster. Medeklaagster, dochter [mevrouw A] , en de zoon van klaagster zijn benoemd tot mentor over klaagster.”
3.2.
Partijen hebben tegen de feitenvaststelling door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Standpunt van klagers
4.1.
Klagers herhalen ter zitting bij het hof dat zij zich scharen achter de klacht van klaagster. De klacht van klaagster valt uiteen in 8 klachtonderdelen, die door de kamer als volgt zijn geformuleerd:
“1. De volmacht van 10 juli 2012. Klaagster verwijt de notaris dat de volmacht te uitgebreid is. In ieder geval is de volmacht uitgebreider dan nodig voor een normaal beheer van geld en goederen. Ook bevat de volmacht ten onrechte de bepaling dat intrekking alleen bij de notaris kan plaatsvinden. Volgens klaagster zijn er extra hindernissen opgeworpen waardoor er naar haar mening sprake is van misleiding.
2. De omvang van de volmacht. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de volmacht zodanig ruim is opgesteld dat daarmee onvoldoende acht is geslagen op haar belangen. Ook noemt klaagster dat de notaris niet heeft geïnformeerd naar het financieel beheer door [mevrouw B] . Daarnaast noemt klaagster een aantal zaken die zien op de wijze waarop [mevrouw B] van de volmacht gebruik heeft gemaakt en wijst klaagster op ongewenste gevolgen in combinatie met het opgemaakte testament.
3. Klaagster stelt zich op het standpunt dat het testament van 10 juli 2012 nietig is. Ook hier wijst klaagster op de combinatie met de door de volmacht mogelijk gemaakte keuzes. Klaagster noemt kwijting van giften en de gekozen executeur-testamentair.
4. Verkoop woning in 2015. Naar de mening van klaagster is de notaris ten tijde van de verkoop van de woning van klaagster in 2015 niet opgekomen voor haar belangen. De notaris heeft niet gereageerd op een email van [mevrouw A] met de vraag om geïnformeerd te worden over een eventuele verkoop/ levering.
5. De belangen van klaagster in augustus 2016. Volgens klaagster heeft [mevrouw B] in 2016 opnieuw misbruik gemaakt van de volmacht. Daarna heeft klaagster, tezamen met [mevrouw A] en haar echtgenoot, de notaris op 30 augustus 2016 bezocht. Zij heeft de notaris gevraagd op de volmacht de aantekening te plaatsen dat deze is ingetrokken. De notaris heeft geweigerd dat te doen. Klaagster geeft aan dat zij vanwege de spanningen de namen van haar dochters door elkaar heeft gehaald. De notaris heeft dit volgens klaagster ten onrechte aangegrepen door te verklaren dat klaagster in de war was en dat om die reden geen gevolg kon worden gegeven aan haar verzoek.
6. De belangen van klaagster in september 2016. In september 2016 is door de advocaat van klaagster aangegeven dat de volmacht door klaagster is ingetrokken op 9 september 2016. Op het verzoek aan de notaris om dit op de volmacht te vermelden is de notaris niet ingegaan. Volgens klaagster heeft de notaris daarmee partijdig gehandeld. Ook heeft de hulpweigering er toe geleid dat klaagster al ongeveer € 8.000,= aan kosten voor een advocaat heeft moeten maken.
7. Klaagster geeft aan dat zij op verzoek van [mevrouw B] veel documenten heeft getekend. Zij wilde in oktober 2016 weten welke stukken in het bijzijn van de notaris zijn getekend. In verband hiermee heeft zij al die stukken bij de notaris opgevraagd. Klaagster geeft aan dat de notaris geen gevolg geeft aan haar verzoeken. Zij wijst daarbij op telefonische verzoeken of emailberichten van 14, 16, 17 en 18 oktober 2016. Het van de notaris ontvangen stuk bij email van 20 oktober 2016 was al in het bezit van klaagster. Op een email van 4 november 2016 heeft de notaris niet gereageerd.
8. Communicatie. Volgens klaagster is bij de notaris sprake van onbehoorlijk communiceren. Klaagster geeft in dit verband aan dat de berichten over het niet afgeven van de stukken variëren. Eerst zou dat per email kunnen, maar later weer niet. Ook zou de notaris afwezig zijn tot 18 oktober 2016, terwijl ze toch op 14 oktober 2016 een aantekening op de volmacht plaatst. Ook weet men niet wanneer de notaris er wel of niet is en wordt door de notaris niet gereageerd op email.”
5. Standpunt van de notaris
De notaris heeft verweer gevoerd en sluit zich aan bij de beslissing van de kamer. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klagers
6.1.
Ingevolge artikel 99, lid 1 van de Wet op het notarisambt kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat.
6.2.
De kamer heeft klagers bij gebrek aan enig redelijk belang niet-ontvankelijk verklaard in de klacht en heeft daartoe als volgt overwogen en beslist.
“4.4 Uit de feiten en omstandigheden blijkt de betrokkenheid van de medeklagers bij deze klacht van klaagster. De medeklagers zijn een dochter en schoonzoon van klaagster en zij treden in deze procedure ook op als haar gemachtigden. Genoemde betrokkenheid brengt echter op zichzelf geen zelfstandig klachtrecht met zich. Van belang is dat het hier aan de orde gestelde testament van 10 juli 2012 geen opengevallen testament betreft. Om die reden kunnen anderen dan de testatrice (in dit geval is dat klaagster) hier niet over klagen. Voor zover het gaat om de volmacht van 10 juli 2012 is van belang dat de medeklagers daarbij geen partij zijn. Ook de overige klachtonderdelen zien niet op handelingen of zaken waarbij de medeklagers partij waren. Gelet op het voorgaande zal de kamer de medeklagers niet ontvankelijk verklaren in hun klacht van 4 december 2016.”
6.3.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en maakt de daartoe gebezigde motivering tot de zijne. Ook in hoger beroep is niet gebleken van enig redelijk belang bij klagers bij het indienen van de klacht. Het hof neemt hierbij – in aanvulling op hetgeen de kamer heeft overwogen – nog het volgende in aanmerking. Uit de gedingstukken volgt dat de klacht op alle onderdelen uitsluitend verband houdt met handelen (of nalaten) van de notaris jegens klaagster, waarbij klagers niet rechtstreeks zijn betrokken. Nu niet is gesteld dat klaagster
nietin staat zou zijn hierover zelf te klagen maar juist het tegendeel, ziet het hof in dit geval onvoldoende reden om betrokkenheid van klagers in tuchtrechtelijke zin aan te nemen. De enkele verwachting – voor zover klagers dit hebben bedoeld te betogen – dat het handelen of nalaten van de notaris voor hen in de toekomst nadelig zou kunnen uitpakken, acht het hof te onzeker om aan te nemen dat zij desondanks wel een belang hebben bij de klacht.
Klaagster
6.4.
Voor wat betreft (de klachten van) klaagster verwijst het hof naar het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2017, waarin is opgenomen dat het onderzoek wat klaagster betreft wordt aangehouden.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, onder andere de kritiek van klagers op de wijze waarop de kamer klachtonderdeel 4 heeft samengevat, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de beslissing van de kamer voor zover het betreft het niet-ontvankelijk verklaren van klagers;
- houdt elke verdere beslissing ten aanzien van (de klachten van) klaagster aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.J.P.M. Haas, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018 door de rolraadsheer.