ECLI:NL:GHAMS:2018:2558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
23-003575-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de zaak naar de rechtbank na verzet tegen aanhouding door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1979, was op die datum bij verstek veroordeeld. De raadsman van de verdachte heeft verzocht om terugwijzing van de zaak naar de rechtbank, omdat hij niet op de hoogte was van de zitting en geen dossier of oproeping had ontvangen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de raadsman zich op 23 maart 2016 als raadsman had gesteld bij het arrondissementsparket van het openbaar ministerie te Amsterdam, maar dat hij niet op de juiste wijze op de hoogte was gebracht van de zitting op 11 augustus 2017. Dit is in strijd met de wettelijke vereisten, waardoor de politierechter niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Amsterdam, zodat deze de zaak opnieuw kan berechten met inachtneming van het arrest van het hof. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juni 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003575-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-659083-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
zij op of omstreeks 5 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant 1] (hoofdagent van de Politie Eenheid Amsterdam), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto met een (aanmerkelijke) snelheid op [verbalisant 1] is afgereden, althans met een auto in de richting van [verbalisant 1] gereden (waardoor vernoemde [verbalisant 1] opzij moest springen om een aanrijding met haar, verdachte, te voorkomen) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
1. subsidiair:
zij op of omstreeks 5 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [verbalisant 1] (hoofdagent van de Politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto met een (aanmerkelijke) snelheid op [verbalisant 1] afgereden, althans met een auto in de richting van [verbalisant 1] gereden (waardoor voornoemde [verbalisant 1] opzij moest springen om een aanrijding met haar, verdachte, te voorkomen).
2:
zij op of omstreeks 5 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende verbalisant(en) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 45 lid 1 jo. 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 285 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen voornoemde verbalisant(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening en (belast met) horecasurveillancedienst, door opzettelijk gewelddadig één of meerdere ma(a)l(en) te schoppen en/of te trappen in de richting van [verbalisant 2], tengevolge waarvan verbalisant [verbalisant 2] enig lichamelijk letsel (te weten een spierkneuzing aan haar rechter bovenarm en/of zwelling op haar rechter middelvinger en/of een zwelling op haar rechter bovenbeen) bekwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Bij appelschriftuur en ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam. De verdachte was niet bekend met de zitting en is op 11 augustus 2017 bij verstek veroordeeld. Ondanks dat de raadsman zich tijdig had gesteld in deze zaak, heeft hij nooit een dossier of een oproeping voor de zitting van 11 augustus 2017 ontvangen. Hij was daardoor niet bekend met de terechtzitting. Het vonnis dient daarom te worden vernietigd en de zaak dient te worden teruggewezen, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft het standpunt van de raadsman onderschreven.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de raadsman zich op 23 maart 2016 heeft gesteld als raadsman bij het arrondissementsparket van het openbaar ministerie te Amsterdam. De raadsman heeft hiervan op dezelfde dag een ontvangstbevestiging ontvangen. De stukken waaruit dat blijkt zijn in hoger beroep overlegd door de raadsman en bevonden zich destijds niet in het dossier.
Uit het dossier blijkt niet dat op 23 maart 2016 reeds een officier van justitie betrokken was in de zaak van de verdachte. De raadsman heeft zich daarom conform artikel 39, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zoals dit luidde op die dag, bij de juiste instantie gesteld als raadsman. Hij had daarom op grond van artikel 51 Sv, tweede volzin, zoals dit luidde op die dag, een afschrift van de inleidende dagvaarding moeten ontvangen. Uit het dossier blijkt niet dat een dergelijk afschrift aan de raadsman is verzonden.
Nu de raadsman, die in het strafproces een kernrol vervult, niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was, had de politierechter niet aan de behandeling ten gronde mogen toekomen. Bij die stand van zaken moet het hof het vonnis vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam opdat deze de zaak met inachtneming van dit arrest opnieuw berecht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. R.D. van Heffen en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juni 2018.