ECLI:NL:GHAMS:2018:2557

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
23-003637-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar rechtbank na nietigheid van dagvaarding in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017. De verdachte, geboren in 1986, was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld voor het opzettelijk handelen in valse merken en waren. De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep bepleit dat de dagvaarding in eerste aanleg nietig was, omdat deze niet op de juiste wijze was betekend. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet op het juiste adres was uitgereikt, en dat de rechtbank niet had mogen overgaan tot behandeling van de zaak zonder dat de verdachte op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de zitting. Het hof oordeelt dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig is, omdat de verdachte niet op de voorgeschreven wijze was geïnformeerd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling, waarbij de juiste procedure in acht moet worden genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003637-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-993068-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 20 november 2015 in twee bedrijfspanden, te weten: -aan [adres 2] te Amsterdam (12 pallets verpakkingsmateriaal en 2657 gevulde kartons met daarop het merk Ariel (IBN-001)) en/of -aan de [adres 3] te Westknollendam (12 pallets verpakkingsmateriaal en 724 gevulde kartons met daarop het merk Ariel (IBN-002)), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) opzettelijk, valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van het merk en/of de handelsnaam waarop een ander recht had en/of waren, waarop een merk en/of handelsnaam waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst en/of waren of onderdelen waarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden, heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte al dan niet van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend.
Subsidiair:
[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of een of meerandere (onbekend gebleven) Personen en/of rechtspersonen, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 20 november 2015 in twee bedrijfspanden, te weten: -aan [adres 2] te Amsterdam (12 pallets verpakkingsmateriaal en 2657 gevulde kartons met daarop het merk Ariel (IBN-001)) en/of -aan de [adres 3] te Westknollendam (12 pallets verpakkingsmateriaal en 724 gevulde kartons met daarop het merk Ariel (IBN-002)), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) opzettelijk, valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van het merk en/of de handelsnaam waarop een ander recht had en/of waren, waarop een merk en/of handelsnaam waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst en/of waren of onderdelen waarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden, heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte al dan niet van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 20 november 2015 te Amsterdam en/of Westknollendam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, -het bedrijfspand aan de [adres 3] te Westknollendam gehuurd waarin is aangetroffen: een grote hoeveelheid (lege) verpakkingen en/of vellen/kartonnen, althans goederen, die valselijk voorzien zijn van het beschermd woord- en/of beeldmerk Ariel, alsmede werktuig en/of -(om niet) gebruik gemaakt van (een deel van) het bedrijfspand aan [adres 2] te Amsterdam waarin is aangetroffen: een grote hoeveelheid (lege) verpakkingen en/of vellen/kartonnen, althans goederen, die valselijk voorzien zijn van het beschermd woord- en/of beeldmerk Ariel.

Vonnis waarvan beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw nietigverklaring van de dagvaarding in eerste aanleg bepleit en subsidiair verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. De verdachte is op 30 juni 2017 bij verstek veroordeeld door de rechtbank Amsterdam. Nu de bij de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg het gestelde in artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet in acht is genomen, dient de zaak in elk geval te worden teruggewezen, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding in eerste aanleg nietig is omdat deze niet op de juiste wijze betekend is.
Het hof overweegt als volgt.
Het vonnis van de politierechter is bij verstek gewezen.
Blijkens de akte van uitreiking is de inleidende dagvaarding om op de terechtzitting van 16 juni 2017 te verschijnen, op 12 mei 2017 niet uitgereikt op het adres [adres 4]. Volgens mededeling van degene die zich daar bevond zou de verdachte niet wonen of verblijven op dit adres. Uit een andere akte van uitreiking blijkt dat een afschrift van de dagvaarding vervolgens op 12 juni 2017 is verzonden aan de griffie van de rechtbank, omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is. Uit de Informatiestaat SKDB-persoon die zich bij de akte van uitreiking bevindt, blijkt dat de verdachte vanaf 30 juni 2016 vertrokken is onbekend waarheen. Nu de dagvaarding is uitgegaan van het Functioneel Parket en volstaan mocht worden met toezending van een afschrift van de dagvaarding aan de griffie van de rechtbank, is de dagvaarding in eerste aanleg op juiste wijze betekend.
De verdachte heeft bij zijn eerste verhoor bij de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) op
20 april 2016 verklaard dat hij op het eerder genoemde adres in Amsterdam gerechtelijke stukken wilde ontvangen. Dit is een adres als bedoeld in artikel 588a, eerste lid onder a, Sv. Uit de betekeningsstukken blijkt niet dat een afschrift van de dagvaarding ook naar dit adres is verzonden. Nu niet is gebleken dat verzending van dit afschrift ingevolge het derde lid van artikel 588a Sv achterwege had mogen blijven, had de rechtbank naar het oordeel van het hof het onderzoek ter terechtzitting behoren te schorsen opdat alsnog een afschrift van de dagvaarding per gewone post werd gezonden naar het opgegeven adres. De rechtbank had niet aan de behandeling van de zaak mogen toekomen omdat één van de personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting aldaar niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. Nu de raadsvrouw uitdrukkelijk heeft verzocht om terugwijzing, moet het hof bij die stand van zaken het vonnis vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.J.A. Plaisier en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juni 2018.