ECLI:NL:GHAMS:2018:2525

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
200.238.423/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen en uitbreiding zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats c] en de uitbreiding van de zorgregeling door de man. De man en de vrouw, die gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun twee kinderen, zijn in een juridische strijd verwikkeld na hun scheiding. De vrouw heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats c] en hen in te schrijven op een Montessorischool aldaar. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat de verhuizing de stabiliteit en continuïteit voor de kinderen zou ondermijnen en dat hij onvoldoende betrokken zou blijven bij hun opvoeding.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij haar huidige woning moet verlaten en dat de verhuizing naar [plaats c] noodzakelijk is voor een stabiele woonsituatie voor de kinderen. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de verhuizing toe te staan, omdat dit in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de zorgregeling met de man niet wezenlijk zal veranderen. De man heeft niet overtuigend aangetoond dat de verhuizing nadelige gevolgen voor hem of de kinderen zal hebben.

Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de man tot uitbreiding van de zorgregeling aangehouden, in afwachting van een onderzoek door de raad naar de mogelijkheden voor een uitbreiding van de zorgregeling. De zaak is pro forma aangehouden tot 23 december 2018, waarbij het hof de raad heeft verzocht om advies over de zorgregeling. De beslissing over de proceskosten in incidenteel hoger beroep is aangehouden tot de eindbeschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.238.423/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/266963 / FA RK 17-6848
Beschikking van de meervoudige kamer van 17 juli 2018 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats a] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. L. Bosch te Hoorn NH,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats b] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.I. Vervest te Heemskerk.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Haarlem) van 14 maart 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 1 mei 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 maart 2018.
2.2
De vrouw heeft op 6 juni 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 18 juni 2018 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 13 juni 2018 met bijlage (productie 8), ingekomen op 14 juni 2018;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 15 juni 2018 met bijlagen (producties 7 en 8), ingekomen op 18 juni 2018.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 20 juni 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de man en de vrouw zijn geboren:
- [A] (hierna te noemen: [kind a] ), [in] 2009, te [geboorteplaats] ;
- [B] (hierna te noemen: [kind b] ), [in] 2014, te [geboorteplaats] ,
(hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij het uiteengaan hebben partijen een ouderschapsplan opgesteld dat door hen op
13 oktober 2015 is ondertekend. De in dat plan vastgelegde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) luidt dat de kinderen eenmaal in de twee weken een weekend bij de man zijn, waarbij [kind b] eerder terug wordt gebracht dan [kind a] .
In de praktijk geldt de volgende zorgregeling. De kinderen worden de ene week op vrijdag rond 18.00 uur door de vader opgehaald. Zij verblijven bij de vader tot dinsdag en worden door hem naar school gebracht. De andere week zijn de kinderen vanaf zondag 17.00 uur tot dinsdag naar school bij de vader, waarbij hij hen haalt en brengt. De vakanties worden bij helfte verdeeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is aan de vrouw vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats c] alsmede om de kinderen in te schrijven op Montessorischool [de school] te [plaats c] . Voorts is het zelfstandig verzoek van de man tot uitbreiding van de zorgregeling afgewezen.
4.2
De man verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking:
- afwijzing van het inleidende verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op voornoemde school;
- toewijzing van zijn in eerste aanleg gedane zelfstandig verzoek tot uitbreiding van de zorgregeling, inhoudende dat de kinderen bij hem verblijven de ene week van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend naar school en de andere week van zondagmiddag 17.00 uur tot woensdagochtend naar school, waarbij vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
4.3
De vrouw verzoekt in principaal hoger beroep bekrachtiging van de bestreden beschikking.
In incidenteel hoger beroep verzoekt zij veroordeling van de man in de proceskosten.
4.4
Ter zitting in hoger beroep heeft de man geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing hoger beroep

In principaal hoger beroep
5.1
Ter beoordeling aan het hof in principaal hoger beroep ligt voor het inleidende verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met de kinderen naar [plaats c] en tevens vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op de Montessorischool [de school] te [plaats c] alsmede het verzoek van de man tot uitbreiding van de zorgregeling. In incidenteel hoger beroep ligt voor het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man in de proceskosten.
Vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving school
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.4
De man meent dat de rechtbank de vrouw ten onrechte vervangende toestemming heeft verleend om te verhuizen naar [plaats c] met de kinderen. Hij heeft daartoe – kortgezegd – het volgende aangevoerd. De kinderen hebben belang bij rust, stabiliteit en continuïteit en de man en de kinderen hebben belang bij het onverminderd kunnen voortzetten van de zorgregeling. De rol van de man als vader dient gehandhaafd te blijven. Bij verhuizing naar [plaats c] wordt spontaan contact tussen de man en de kinderen onmogelijk en wordt het bijwonen van buitenschoolse activiteiten bemoeilijkt.
Daarnaast heeft de vrouw de noodzaak om te verhuizen naar [plaats c] onvoldoende aangetoond. Zo heeft ze niet althans onvoldoende aangetoond dat haar huidige partner [plaats c] niet kan verlaten. Bovendien is volgens de man onvoldoende aangetoond dat de vrouw haar huidige woning in [woonplaats b] daadwerkelijk dient te verlaten alsmede dat er voor haar geen andere woning in [woonplaats b] dan wel [woonplaats a] beschikbaar is.
Ten aanzien van de door de rechtbank verleende vervangende toestemming tot inschrijving op een nieuwe school stelt de man zich op het standpunt dat de vrouw niet met de man heeft overlegd over de schoolkeuze. De keuze is bovendien enkel ingegeven door het feit dat de dochter van de partner van de vrouw naar deze school gaat. De afstand tussen de woning van de partner van de vrouw en de school is drie kilometer. Het betreft een ander soort onderwijs dan op de huidige school wordt gegeven en dit zal voor [kind a] lastig zijn omdat zij gevoelig is en moeite heeft met veranderingen.
5.5
De vrouw heeft de stellingen van de man betwist. Zij heeft daartoe – onder meer – het volgende aangevoerd. De vrouw heeft sinds het uiteengaan van partijen al meermalen met de kinderen moeten verhuizen en moet binnenkort de huidige woning verlaten omdat zij de nieuwe huurprijs niet kan betalen. Het zal de kinderen rust geven als er een bestendige plek komt. De vrouw is gelukkig met haar partner en de kinderen voelen zich prettig in de nieuwe gezinssituatie. De noodzaak om te verhuizen staat vast, aangezien de vrouw de huidige woning moet verlaten en er voor haar geen andere geschikte (koop- of huur)woning in [woonplaats b] dan wel [woonplaats a] voorhanden is. Bovendien is de partner van de vrouw vanwege de co-ouderschapsregeling tussen hem en zijn ex over hun dochtertje gebonden aan [plaats c] en heeft hij daar een eigen woning. Een verhuizing naar [plaats c] zal een verschil in reisafstand betekenen van niet meer dan 16 minuten, waardoor de bestaande zorgregeling tussen de man en de kinderen kan worden gecontinueerd. Daarbij biedt de vrouw aan om de kinderen te halen en brengen op de dagen dat ze bij de man verblijven. Ten aanzien van spontane contacten tussen de man en de kinderen stelt de vrouw dat deze in de praktijk niet of nauwelijks voorkomen.
Ten aanzien van de school brengt de vrouw naar voren dat zij zelf een schoolkeuze heeft moeten maken, omdat de man heeft geweigerd mee te gaan om scholen te bezoeken. De vrouw meent dat Montessorionderwijs een goede keuze is, maar staat open voor andere ideeën van de man.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen voor wat betreft de door de rechtbank verleende vervangende toestemming voor verhuizing. De verhuizing betekent voor de kinderen dat zij een bestendige plek zullen krijgen. Het voortduren van onzekerheid over de woonsituatie is onwenselijk volgens de raad. Gelet op de beperkte reisafstand die de verhuizing mee zal brengen, kan het contact met beide ouders in de huidige vorm gegarandeerd blijven, aldus de raad.
Ten aanzien van de vervangende toestemming voor inschrijving op de school [de school] meent de raad dat het inleidende verzoek van de vrouw dient te worden afgewezen en er gezocht moet worden naar een school dichterbij het nieuwe huis van de vrouw.
5.7
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken. Partijen hebben na hun uiteengaan een ouderschapsplan opgesteld, waarin is vastgelegd dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben. Voorts zijn partijen een zorgregeling overeengekomen inhoudende dat de kinderen eenmaal in de twee weken een weekend bij de man zijn, waarbij [kind b] eerder terug wordt gebracht dan [kind a] . Gebleken is dat inmiddels in de praktijk een zorgregeling geldt in die zin dat de kinderen de ene week op vrijdag rond 18.00 uur door de vader worden opgehaald, zij verblijven bij de vader tot dinsdag en worden door hem naar school gebracht. De andere week zijn de kinderen vanaf zondag 17.00 uur tot dinsdag naar school bij de vader, waarbij hij hen haalt en brengt. De vakanties worden bij helfte verdeeld.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vrouw nu 2,5 jaar een relatie heeft met haar partner, die beschikt over een eigen woning in [plaats c] en samen met zijn ex-partner, die ook in [plaats c] woont, een co-ouderschapsregeling heeft met zijn dochter.
5.8
Het hof overweegt dat de voorgestelde verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats c] door haar goed doordacht en voorbereid is. De man heeft niet betwist dat er sprake is van een bestendige relatie tussen de vrouw en haar partner en dat de kinderen zich prettig voelen in deze nieuwe gezinssituatie. Naar het oordeel van het hof is voldoende aangetoond door de vrouw dat er een noodzaak bestaat tot verhuizing, aangezien haar huidige woning, welke zij thans voor een vriendenprijs huurt van een kennis, per 1 augustus 2018 aan anderen is verhuurd voor een marktconforme huur en zij die huur niet kan betalen. Dat de vrouw, zoals de man stelt, aanspraak zou kunnen maken op huurbescherming maakt dit niet anders. Ook dan zal er immers een zekere mate van onzekerheid over haar woonsituatie blijven bestaan. Het kan ook bezwaarlijk van de vrouw verlangd worden dat zij tegen een kennis die haar destijds uit de brand heeft geholpen eventueel een procedure zou moeten voeren, temeer nu zij een alternatief voorhanden heeft. Het hof is met de raad van oordeel dat het in het belang is van de kinderen dat zij, met de vrouw, een bestendige woonsituatie krijgen. Die is voorhanden in [plaats c] bij haar partner. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet de middelen heeft om op korte termijn een beschikbare huurwoning in [woonplaats b] of [woonplaats a] te huren.
Anders dan de man stelt, is het volgens het hof niet aannemelijk dat de verhuizing naar [plaats c] tot een (wezenlijke) verandering van de inhoud en frequentie van het contact tussen hem en de kinderen en derhalve tot een verschraling van zijn vaderrol zal leiden. De zorgregeling verloopt al jaren zonder problemen en de afstand van [woonplaats a] naar [plaats c] is beperkt. De vrouw onderkent het belang van het contact tussen de kinderen en de man en heeft toegezegd de zorgregeling te continueren en eventueel extra ongemak voor de man op te vangen door de kinderen te brengen en te halen. Het hof verwacht dat de vrouw zich aan deze toezegging zal houden. Het hof heeft begrip voor de angst van de man dat het mogelijk in de toekomst lastiger zal worden om de zorgregeling te continueren, omdat de kinderen ouder worden, sociale activiteiten ontwikkelen en zelf hun weekendactiviteiten willen bepalen, maar een dergelijke ontwikkeling kan zich eveneens voordoen als de vrouw en de kinderen in [woonplaats b] dan wel [woonplaats a] zouden wonen. Ten aanzien van spontane contacten tussen de man en de kinderen is naar het oordeel van het hof gebleken dat die slechts in beperkte mate voorkomen in de huidige situatie. Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de betrokkenheid van de man bij de opvoeding en verzorging van de kinderen door een verhuizing naar [plaats c] geen verandering van betekenis zal ondergaan.
Gelet op het voorgaande acht het hof de stelling van de man, dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat er voor haar geen woning beschikbaar is in [woonplaats b] dan wel [woonplaats a] , van onvoldoende zwaarwegend belang. Om die reden gaat het hof ook voorbij aan de stelling van de man dat de vrouw in de voormalige gezamenlijke woning, waar thans de man woont, zou kunnen verblijven, waarbij de man die woning dan zou verlaten. De bezwaren daartegen van de vrouw zijn alleszins begrijpelijk en invoelbaar, nog daargelaten dat ook dit vermoedelijk slechts een tijdelijke oplossing zou kunnen zijn nu de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar partner financieel niet in staat zijn deze woning over te nemen.
Het hof zal de bestreden beschikking op het punt van de verleende vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats c] dan ook bekrachtigen.
5.9
Ten aanzien van de vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op Montessorischool [de school] te [plaats c] overweegt het hof dat de vrouw ter zitting naar voren heeft gebracht dat [kind a] dit schooltype aan zou kunnen, hetgeen door de man niet is betwist. Naar het oordeel van het hof heeft de man onvoldoende aannemelijk gemaakt in welke zin de voorgestelde schoolkeuze niet tegemoet zou komen aan de behoeften van de kinderen. Het hof hanteert, net als de rechtbank, het uitgangspunt dat het in het belang van de kinderen is dat zij – gegeven de verandering die de verhuizing voor hen meebrengt – samen naar dezelfde basisschool gaan en dat deze school gelegen dient te zijn in hun nieuwe woonomgeving. De afstand van drie kilometer is een nadeel, maar is niet onoverbrugbaar.
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking eveneens bekrachtigen voor wat betreft de door de rechtbank verleende vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op genoemde school.
Zorgregeling
5.1
De man verzoekt een uitbreiding van de zorgregeling tussen hem en de kinderen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Partijen zijn in het ouderschapsplan overeengekomen dat er een uitbreiding van de zorgregeling zou kunnen komen als [kind a] 8 jaar zou worden. De man wenst thans een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Niet gebleken is dat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. De man is met zijn werk in staat en in de gelegenheid om deze (kleine) uitbreiding van de zorgregeling te realiseren, zo stelt hij.
5.11
De vrouw van haar kant stelt zich op het standpunt dat de door de man gewenste uitbreiding van de zorgregeling uitsluitend lijkt te zijn bedoeld om het de vrouw lastig te maken. De verzochte uitbreiding met één dag zal feitelijk neerkomen op een uitbreiding voor de man van slechts enkele uurtjes aangezien de kinderen op dinsdag gewoon naar school gaan.
5.12
De raad heeft zich ten aanzien van het verzoek van de man tot uitbreiding van de zorgregeling onthouden van advies. Volgens de raad kan pas na een verhuizing bezien worden of een uitbreiding van de zorgregeling wenselijk en in het belang van de kinderen is. De raad biedt aan om een onderzoek te verrichten.
5.13
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht zich, gelet op het hiervoor bepaalde ten aanzien van de vervangende toestemming voor verhuizing, thans nog onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over de zorgregeling en bepaalt dat de zaak pro forma zal worden aangehouden tot zondag 23 december 2018, met het verzoek aan de raad om onderzoek te doen naar een uitbreiding van de zorgregeling zoals door de man verzocht, waarbij als uitgangspunt de thans feitelijk geldende zorgregeling dient te worden genomen en met advies over de navolgende vragen:
 Welke mogelijkheden zijn er voor een uitbreiding van de thans feitelijk geldende zorgregeling tussen de man en de kinderen?
 Zijn er factoren die een uitbreiding van de thans feitelijk geldende zorgregeling belemmeren?
Zo ja, welke komen vanuit de kinderen en welke vanuit de ouders?
 Hoe dient een uitbreiding van de thans feitelijk geldende zorgregeling qua vorm en frequentie, in het belang van de kinderen, vorm gegeven te worden?
5.14
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
In incidenteel hoger beroep
Proceskosten
5.15
De beslissing over het verzoek van de vrouw aangaande de proceskosten wordt aangehouden tot de eindbeschikking

6.Beslissing

Het hof:
In principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de beslissing tot het verlenen van vervangende toestemming aan de vrouw om met de kinderen naar [plaats c] te verhuizen alsmede de beslissing tot het verlenen van vervangende toestemming aan de vrouw om de kinderen in te schrijven op de Montessorischool [de school] te [plaats c] ;
verzoekt de raad een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van uitbreiding van de zorgregeling zoals hiervoor onder 5.12 vermeld;
houdt de behandeling van de zaak ten aanzien van de zorgregeling
pro formaaan tot zondag
23 december 2018met het verzoek aan de raad het hof voor die datum te berichten omtrent de voortgang en resultaten van voornoemd onderzoek;
beveelt de oproeping van partijen, hun advocaten en de raad tegen een nader te bepalen zittingsdatum;
In principaal en incidenteel hoger beroep:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mw. mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op
17 juli 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.