In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats c] en de uitbreiding van de zorgregeling door de man. De man en de vrouw, die gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun twee kinderen, zijn in een juridische strijd verwikkeld na hun scheiding. De vrouw heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats c] en hen in te schrijven op een Montessorischool aldaar. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat de verhuizing de stabiliteit en continuïteit voor de kinderen zou ondermijnen en dat hij onvoldoende betrokken zou blijven bij hun opvoeding.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij haar huidige woning moet verlaten en dat de verhuizing naar [plaats c] noodzakelijk is voor een stabiele woonsituatie voor de kinderen. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de verhuizing toe te staan, omdat dit in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de zorgregeling met de man niet wezenlijk zal veranderen. De man heeft niet overtuigend aangetoond dat de verhuizing nadelige gevolgen voor hem of de kinderen zal hebben.
Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de man tot uitbreiding van de zorgregeling aangehouden, in afwachting van een onderzoek door de raad naar de mogelijkheden voor een uitbreiding van de zorgregeling. De zaak is pro forma aangehouden tot 23 december 2018, waarbij het hof de raad heeft verzocht om advies over de zorgregeling. De beslissing over de proceskosten in incidenteel hoger beroep is aangehouden tot de eindbeschikking.