Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“eerste formele waarschuwing”gekregen omdat zij zich niet gehouden had aan een afspraak die tijdens een teamvergadering van 6 maart 2015 was gemaakt over communicatie met derden. [geïntimeerde] kreeg de waarschuwing (onder meer) omdat zij zich aan die afspraak niet had gehouden door niet met [X] , maar met derden te spreken over een besluit dat in samenwerking met de woningcorporatie en [X] namens De Roef was genomen.
In artikel 4 daarvan staat onder het kopje
“Relaties en vriendschappen”onder meer het volgende:
“Belangenverstrengeling:
het verzoek gekomen je vakantie met [A] goed te keuren.[B] heeft van WDZ de gedragsregels uit het handboek gekregen. Ik stuur je dat ook, zodat je weet wat de regels/afspraken bij je werkgever zijn en waar je ooit voor getekend hebt.Ook heb ik je al gezegd dat ik, los van onze werkrelatie, het onverstandig vindt om privé en werk zo stevig te vermengen. (…).”
“Ik lees dat binnen de context van de werkomgeving andere dan professionele relaties en contacten niet zijn toegestaan. In zijn algemeenheid begrijp ik dat maar deze regel heeft geen betrekking op de situatie van [A] . (…) Privé relaties, ook door beiden gewenst, tussen medewerkers en bewoners zijn niet toegestaan. Ook die regel is op [A] niet van toepassing. Uiteraard is noch [A] noch [geïntimeerde] uit op een ‘relatie’. Het idee alleen al! (Van [C] begrepen wij dat er vreemde verhalen de rondte deden omdat [A] een keer wandelde hand-in-hand met [geïntimeerde] . Nu is het zo dat [A] 5x aan zijn rechteroog is geopereerd en met dat oog niets ziet. Met zijn linkeroog heeft hij nog 15% visus. Hij ziet dus erg slecht en al helemaal geen diepte. Hij zoekt bij een wandeling dus vaak de hand van een begeleider, [D] of mij en straks van [E] . Dat ter verduidelijking)”.
“Ik kan echter niet tot een antwoord en een keuze komen. Bovendien is het niet aan mij om een keuze te maken want er staat in verslag functioneringsgesprek dat er toestemming van Leidinggevende nodig is als het gaat om situaties van vermenging werk en privé.”
“ [Y] start het gesprek met de aanleiding: op een vraag van [X] per mail van 8 september of zij een dag met bewoner [A] heeft gewandeld heeft zij ontkennend geantwoord. Begeleiders hebben echter van bewoner [A] iets anders gehoord. [Y] stelt [geïntimeerde] de vraag of dit klopt. Aanvankelijk ontkent [geïntimeerde] . Zij weet niet waar het over gaat. Zij wil graag weten wat bewoner [A] precies heeft gezegd. [Y] wil graag van haar dat zij zelf verteld wat er is gebeurd.
3.Beoordeling
WDZ heeft de beschikking met vier grieven bestreden.
Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van verwijtbaar handelen en grief II tegen het oordeel dat van een verstoorde arbeidsverhouding geen sprake is. WDZ voert bij grief III aan dat de arbeidsovereenkomst eveneens dient te worden ontbonden wegens disfunctioneren. Met grief IV heeft WDZ voornoemde uiterst subsidiaire grond aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegevoegd.
Omdat de grieven ieder afzonderlijk betrekking hebben op een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, behoeven de overige grieven geen behandeling indien het hof oordeelt dat een van de grieven terecht is voorgedragen. Het is om deze reden dat het hof eerst grief II zal beoordelen.
“Meer in het bijzonder wordt met betrekking tot een verstoorde arbeidsverhouding nog het volgende opgemerkt. In het Ontslagbesluit gelden als criteria voor het verlenen van toestemming voor ontslag dat de verstoring ernstig en duurzaam moet zijn. Beide criteria gelden in beginsel nog steeds en komen tot uitdrukking in de formulering «zodanig dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren». In beginsel, omdat ook bij een minder duurzaam verstoorde arbeidsverhouding de arbeidsovereenkomst opgezegd moet kunnen worden als de ernst daarvan zodanig is dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.”
Verstoorde arbeidsrelatie
heeft aangegeven dat zij met de beste bedoelingen, en zonder enig eigen belang, [A] en zijn begeleider heeft geholpen met onderdak en dat zij daarmee niet in strijd heeft gehandeld met haar bekende interne regels. Tevens heeft zij naar voren gebracht dat bij haar, vanwege haar positie van woonbegeleider en medebewoner, privé en werk niet altijd goed te scheiden waren omdat zij buiten werktijd voor omwonenden, bewoners en familie het eerste aanspreekpunt voor de woongroep was. Haar handelen was een blijk van hulpvaardigheid die voortvloeide uit bevlogenheid en betrokkenheid bij de bewoners.
(“niet toegestaan”) van hoofdstuk 5.4.5 onderdeel 4 van het handboek.
Ten eerste heeft [X] op 24 juni 2016 tijdens een functioneringsgesprek met [geïntimeerde] gesproken over de scheiding van werk en privé naar aanleiding van een (eerder) verzoek van de ouders van [A] om bij hen thuis informatie over een wandelvakantie te geven. Uit het verslag van dat gesprek blijkt dat [geïntimeerde] dat toen ook besefte (
“Nu zie ik dat wel”)
.
“het onverstandig te vinden”om privé en werk zo stevig te vermengen.
“Bovendien is het niet aan mij om een keuze te maken want er staat in verslag functioneringsgesprek dat er toestemming van Leidinggevende nodig is als het gaat om situaties van vermenging werken privé”.
Op 13 maart 2015 heeft [geïntimeerde] van [X] een formele waarschuwing gekregen vanwege het feit dat zij zich niet gehouden heeft aan een afspraak die tijdens een teamvergadering van 6 maart 2015 was gemaakt inhoudende dat [X] gebeld zou worden bij communicatie naar derden. Hoewel door [geïntimeerde] bestreden is dat de afspraak ook gold voor haar communicatie naar de ouders, blijkt uit de door WDZ gegeven waarschuwing en de ondertekening door [geïntimeerde] van het verslag waarin de waarschuwing is opgenomen, dat WDZ er groot belang aan hechtte dat [geïntimeerde] zich aan de afspraken zou houden die (met haar) werden gemaakt.
“Dit is een serieuze opdracht”) om teamafspraken over de communicatie op papier te zetten naar aanleiding van een e-mailbericht van 14 mei 2015 van [geïntimeerde] aan derden over een te verlenen terrasvergunning aan café [naam cafe] liggend tegenover de woningen van [geïntimeerde] en de woongroep.
“Ik heb het begrepen en zal in het vervolg de aangegeven lijnen volgen”.
“ [geïntimeerde] , ik wil op papier van je weten hoe je je er aan gaat houden. Je doet dat namelijk niet. Hopelijk werkt het wel als je zelf je eigen afspraken op papier zet”.
H.M.M. Steenberghe en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.