Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
7.1 Onderzoeksvraag 1
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vermogensbeheerrelatie tussen een belegger en een naamloze vennootschap. De zaak betreft een geschil over de toewijsbaarheid van een schadevordering van de belegger, die van mening was dat de vermogensbeheerder tekort was geschoten in de uitvoering van de beheerovereenkomst. Het hof oordeelde dat de deskundige in zijn rapport inzichtelijk en consistent had uiteengezet welke onderzoeksmethodiek was gehanteerd en op welke gronden de conclusies steunden. De deskundige had vastgesteld dat de samenstelling van de beleggingsportefeuille niet voldeed aan de door de belegger gestelde eisen, met name het realiseren van een cashflow van 4% per jaar en het behoud van vermogen. Het hof concludeerde dat de vermogensbeheerder aansprakelijk was voor de door de belegger geleden schade, die werd begroot op € 190.000,-. Daarnaast werd een bedrag van € 2.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde de vermogensbeheerder tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.