ECLI:NL:GHAMS:2018:2487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
23-003800-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en belediging van een ambtenaar met oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van belaging en belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door herhaaldelijk telefonisch en fysiek contact te zoeken, en het beledigen van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 november 2016 tot en met 9 juli 2017 de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer heeft geschonden door herhaaldelijk contact te zoeken, ondanks dat het slachtoffer had aangegeven hier niet van gediend te zijn. De verdachte heeft ook een ambtenaar beledigd door hem kwetsende woorden toe te voegen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 210 uren en een vervangende hechtenis van 105 dagen. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van één jaar. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 aan het slachtoffer. Het hof heeft de maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaard en de verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezen feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003800-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-126410-17 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2016 tot en met 9 juli 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- in de periode van 16 tot en met 21 november 2016 tot veertig keer per dag telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer], en/of
- op 25 april 2017 meerdere malen telefonisch en/of fysiek contact te zoeken met die [slachtoffer], en/of
- op 26 april meerdere malen telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer], en/of
- op 5 mei 2017 meerdere malen telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer], en/of
- in de genoemde periode van 16 november 2016 tot en met 9 juli 2017 meerdere malen via sociale media contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of kennissen van die [slachtoffer], en/of
- in de genoemde periode van 16 november 2016 tot en met 9 juli 2017 meerdere malen zich op te houden in de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 9 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], arrestantenverzorger in het cellencomplex Zuidoost, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "kankerlijer", "mongool" en/of "mafkees", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 15 januari 2017 tot en met 9 juli 2017 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door - op 25 april 2017 meerdere malen telefonisch en fysiek contact te zoeken met die [slachtoffer], en
- op 26 april meerdere malen telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer], en
- op 5 mei 2017 meerdere malen telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer], en
- meerdere malen via sociale media contact te zoeken met die [slachtoffer] en
- meerdere malen zich op te houden in de directe omgeving van de woning van die [slachtoffer],
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden.
2
hij op 9 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], arrestantenverzorger in het cellencomplex Zuidoost, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen "kankerlijer", "mongool" en "mafkees".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen
verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregelen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van tweehonderdtien (210) uren, subsidiair honderdvijf (105) dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter twee vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, te weten een contactverbod en een locatieverbod, beide voor de duur van zes maanden, dadelijk uitvoerbaar, met een vervangende hechtenis van maximaal twee weken per overtreding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregelen als door de rechter in eerste aanleg zijn opgelegd, met dien verstande dat zij heeft gevorderd dat de vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd voor de duur van twee jaren, en dat het contactverbod tevens geldt voor de ouders van [slachtoffer].
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zijn ex-partner gedurende een half jaar, na het beëindigen van hun relatie, lastig gevallen om haar aldus ertoe te bewegen met hem in gesprek te gaan, dan wel te reageren op zijn berichten. Hij heeft haar ([slachtoffer]) daartoe vele malen gebeld, is naar haar woning gegaan, heeft vele WhatsApp-berichten aan haar gestuurd en heeft geprobeerd haar via verschillende Instagram accounts te bereiken. Dit alles terwijl [slachtoffer] duidelijk te kennen had gegeven hier niet van gediend te zijn en zich zelfs genoodzaakt zag haar telefoonnummers te wijzigen en accounts af te sluiten. De verdachte heeft hiermee willens en wetens een behoorlijke inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], die zich hierdoor ook onveilig heeft gevoeld. De verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen behoeften. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar. Hij heeft deze ambtenaar in zijn eer en goede naam aangetast door hem uit te schelden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 juni 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, echter niet voor soortgelijke delicten, zodat het hof dit maar zeer beperkt in strafverzwarende zin heeft meegewogen.
De door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen zijn vanwege de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan tot een half jaar na het vonnis waarvan beroep van toepassing geweest. De verdachte heeft zich tot nu toe gehouden aan het toen opgelegde contact- en locatieverbod. Het hof acht het noodzakelijk dat deze maatregelen worden voortgezet, om de veiligheid van [slachtoffer] te waarborgen en de verdachte ervan te weerhouden zich gedurende die periode opnieuw aan soortgelijke handelingen schuldig te maken. Ter beveiliging van [slachtoffer] zal het hof (daarom) (opnieuw) aan de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen in de vorm van een contactverbod en een locatieverbod opleggen. Mede gelet op de duur van de reeds ondergane vrijheidsbeperkende maatregelen is het hof van oordeel dat met een periode van één jaar kan worden volstaan. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd ziet het hof onvoldoende aanleiding de maatregelen ook ten opzichte van de ouders van [slachtoffer] op te leggen, nu de gedragingen van de verdachte in het verleden voornamelijk op [slachtoffer] gericht waren en het hof onvoldoende reden ziet om aan te nemen dat de verdachte nu nog contact zal zoeken met de ouders van [slachtoffer].
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard van het onder 1 tenlastegelegde en de duur van de bewezenverklaarde periode, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend gedraagt tegenover [slachtoffer] en zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van deze vrijheidsbeperkende maatregelen bevelen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat in het geval van oplegging van voormelde maatregelen – en de daarbij behorende voorwaardelijke hechtenis per overtreding – het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf geen toegevoegde waarde heeft ter voorkoming van recidive. Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf voor de duur van tweehonderdtien uren passend en geboden. Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot het oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregelen is overwogen, zal het hof niet tevens een (voorwaardelijke) gevangenisstraf opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.500,00.
De raadsman heeft verzocht niet meer dan de door de politierechter toegewezen bedrag van € 1.000,00 toe te wijzen, nu de vordering voor het meerdere onvoldoende onderbouwd is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof waardeert deze schade op een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 266, 267 en 285b van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
105 (honderdvijf) dagen hechtenis.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 (één) jaar op
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op 31 juli 1990.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van één jaar zich
niet binnen een straal van tweehonderd meter van het woonadresvan
[slachtoffer] (thans Van Noordtkade 80D te Amsterdam) zal bevinden.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder
1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro)ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. C.N. Dalebout en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2018.
Mr. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.