ECLI:NL:GHAMS:2018:2475

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
23-003127-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van poststukken met valse sleutel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van diefstal van poststukken uit een brievenbus, waarbij hij gebruik had gemaakt van een valse sleutel, namelijk een buslichtingssleutel. De diefstal vond plaats op 26 juni 2017 te Amsterdam. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dezelfde straf.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 april 2018 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal en dat de verdachte mogelijk alleen de poststukken had geheeld of gevonden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte op het moment van de diefstal in het bezit was van een rugtas met daarin de gestolen poststukken en de valse sleutel. Het hof concludeerde dat de verdachte zich de toegang tot de brievenbus had verschaft en dat het bewijs voor de diefstal overtuigend was.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. Het hof oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003127-17
datum uitspraak: 2 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-115868-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een brievenbus heeft weggenomen poststukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan PostNL en/of de onbekend gebleven geadresseerden van de poststukken, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen poststukken onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik van een buslichtingssleutel (terwijl verdachte niet bevoegd was tot het gebruik hiervan).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de politierechter.
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat hij de diefstal heeft gepleegd. Niet is uitgesloten dat iemand anders de poststukken heeft gestolen en dat de verdachte deze alleen maar heeft geheeld, dan wel dat hij de poststukken heeft gevonden. Dat de verdachte de buslichtingssleutel en de poststukken bij zich had, is onvoldoende bewijs voor de diefstal.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 26 juni 2017 omstreeks 3.15 uur was de verdachte in het bezit van een rugtas, met daarin - naar later bleek - poststukken die uit een zich in de buurt bevindende PostNL brievenbus waren gestolen. Tevens was de verdachte in het bezit van een zogenoemde buslichtingssleutel. Aangezien bedoelde brievenbus nagenoeg leeg was - in tegenstelling tot andere door de politie gecontroleerde PostNL brievenbussen -, kan het niet anders dan dat de onderhavige poststukken kort ervoor waren ontvreemd.
Het voorgaande is in sterke mate redengevend voor het bewijs van diefstal door de verdachte. De verdachte heeft geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. Gelet hierop acht het hof het ten laste gelegde feit bewezen. Het door de raadsman als mogelijkheid opgeworpen, doch door hem op geen enkele wijze van enig aanknopingspunt voorziene alternatieve scenario, acht het hof niet aannemelijk geworden, te meer nu dit scenario niet berust op de verklaring van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een brievenbus heeft weggenomen poststukken, toebehorende aan PostNL en/of de onbekend gebleven geadresseerden van de poststukken, waarbij verdachte die weg te nemen poststukken onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik van een buslichtingssleutel, terwijl verdachte niet bevoegd was tot het gebruik hiervan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van poststukken die hij zich heeft toegeëigend met gebruikmaking van een valse sleutel, namelijk een buslichtingssleutel die hij niet rechtmatig onder zich had. Door zijn handelen heeft de verdachte zich de eigendommen van anderen toegeëigend, waaronder mogelijk gevoelige stukken. Hij heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de nadelen die dit voor de slachtoffers teweeg heeft gebracht. Het hof weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens zijn ontkennende opstelling geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn gedrag en hiervoor geen verantwoordelijkheid neemt.
Gelet op het voorgaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Aangezien de raadsman zijn stelling dat de verdachte op de goede weg is en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze positieve wending zou doorkruisen, op geen enkele manier heeft onderbouwd met stukken (terwijl de verdachte een en ander ook zelf niet in hoger beroep heeft toegelicht), ziet het hof geen aanleiding om in plaats daarvan een taakstraf op te leggen. Gezien het ernst van het feit acht het hof in afwijking van de politierechter en de advocaat-generaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 mei 2018.
mr. N.A. Schimmel en mr. R. Kuiper zijn buiten staan dit arrest mede te ondertekenen.
[...]