ECLI:NL:GHAMS:2018:2471

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
23-002897-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van zakkenrollen in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor het medeplegen van zakkenrollen op 21 juli 2017 in het centrum van Amsterdam. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot diefstal en de voltooide diefstal van goederen toebehorende aan een onbekend gebleven persoon en een slachtoffer. Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten op een geraffineerde wijze opereerde, waarbij zij gebruik maakten van plattegronden om het zicht van omstanders te ontnemen en zo de diefstal te faciliteren. De verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de gepleegde delicten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, met aftrek van voorarrest. De straf is opgelegd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waarbij het hof rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder in Nederland was veroordeeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002897-17
datum uitspraak: 17 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702212-17 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1978,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 juli 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meerdere goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- ( met een uitgevouwen plattegrond) zeer dicht op voornoemde persoon is gaan lopen en/of
- een plattegrond groot heeft uitgevouwen en/of (zo) het zicht van andere personen op voornoemde persoon en/of zijn eigendommen heeft ontnomen en/of
- zijn hand heeft gereikt naar de (rug)tas van voornoemde persoon en/of
- de(ze) (rug)tas van voornoemde persoon meermalen heeft aangeraakt en/of (hierbij) heeft getracht de rits van deze (rug)tas te openen;
Subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 21 juli 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meerdere goederen en/of geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of aan verdachte,
- ( met een uitgevouwen plattegrond) zeer dicht op voornoemde persoon is gaan lopen en/of
- zijn hand heeft gereikt naar de (rug)tas van voornoemde persoon en/of
- de(ze) (rug)tas van voornoemde persoon meermalen heeft aangeraakt en/of (hierbij) heeft getracht de rits van deze (rug)tas te openen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door schuin achter voornoemde [medeverdachte 1] te gaan lopen en een plattegrond groot uitgevouwen te houden, (waardoor anderen het zicht op voornoemde onbekend gebleven persoon en/of diens eigendommen werd ontnomen);
2
hij op of omstreeks 21 juli 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een etui en/of een of meerdere USB-sticks en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 21 juli 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een etui en/of een of meerdere USB-sticks en/of en geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of aan verdachte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door met een opengevouwen plattegrond achter voornoemd [medeverdachte 1] te gaan lopen (waardoor anderen het zicht op voornoemde [slachtoffer] en/of diens eigendommen werd ontnomen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeteren. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten, en subsidiair dat hij moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde medeplegen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hieromtrent het volgende. Uit de hierna weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de feitelijke gang van zaken – zeker in onderlinge samenhang bezien – zodanig was dat zowel bij de tenlastegelegde poging tot zakkenrollen als bij de voltooide diefstal sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], waarbij de verdachte telkens een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. Het hof komt daarom tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 21 juli 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geldbedragen, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, met zijn mededaders
- met een uitgevouwen plattegrond zeer dicht op voornoemde persoon is gaan lopen, en
- een plattegrond groot heeft uitgevouwen en zo het zicht van andere personen op de eigendommen van voornoemde persoon heeft ontnomen, en
- met zijn hand heeft gereikt naar de rugtas van voornoemde persoon, en
- deze rugtas meermalen heeft aangeraakt en hierbij heeft getracht de rits van deze rugtas te openen.
2. primair
hij op 21 juli 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een etui en meerdere USB-sticks en geld, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017155543-9 van 2 juli 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [doorgenummerde pag. 9-17].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Wij zijn gedetacheerd aan het Prioteam van het Team Openbaar Vervoer Eenheid Amsterdam. Wij hebben ervaring opgedaan met het herkennen van gedragingen die gepaard gaan met en voorafgaan aan onder andere straatroven, zakkenrollerij en andere vormen van straatcriminaliteit.
Op 21 juli 2017 bevonden wij ons in de binnenstad van Amsterdam.

Aanleiding

Ik, verbalisant [verbalisant 4], bevond mij op het Damrak ter hoogte van de Dam. Tussen al het lopende publiek vielen mij twee manspersonen met een Oost-Europees uiterlijk op. Zij vielen mij op omdat beiden met een rode plattegrond stonden, en om zich heen keken naar alle mensen. Deze gaven later op te zijn: [medeverdachte 1] en [verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1978 te Gali in de Sovjet- Unie. Ongeveer 3 minuten later zag ik een derde manspersoon aansluiten bij [medeverdachte 1] en [verdachte]. Deze gaf later op te zijn: [medeverdachte 2].
Ik zag dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] veelvuldig naar mensen om hen heen aan het kijken waren. Ik zag dat zij meerdere keren een paar meter heen en weer liepen, uit elkaar liepen en uiteindelijk weer bij elkaar liepen. Tijdens het gedrag hadden zij de plattegronden opgevouwen in hun handen.
Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5], zagen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] alle drie de plattegronden
uitvouwden. Wij zagen dat [medeverdachte 1] zeer dicht op een toerist ging lopen. Wij zagen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] schuin achter [medeverdachte 1] gingen lopen met de plattegronden groot uitgevouwen. Hierdoor was het lastig voor ons om goed zicht te houden op de toerist. Wij zagen dat [medeverdachte 1] met zijn rechterhand reikte naar de rugtas van de toerist. Wij zagen dat zijn hand daadwerkelijk de tas aanraakte. Ik, [verbalisant 5], zag vervolgens dat [medeverdachte 1] dit nogmaals deed en een poging deed om de bovenste rits van de rugtas te openen. Dit lukte [medeverdachte 1] echter niet. Wij zagen dat de toerist een halve slag draaide en direct naar zijn tas greep. Op dit moment zagen wij dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] rustig afstand namen van de toerist en een andere kant opkeken.

Geslaagde zakkenrollerij

Wij, [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 1], zagen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] vervolgens achter een Aziatisch stel ging lopen. Wij zagen dat deze man een rugtas droeg. Deze Aziatische man gaf later op te zijn: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1993 te [geboorteplaats 2] in China. Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5], zagen dat [medeverdachte 1] wederom zeer dicht op de Aziatische man ging staan. Wij zagen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] met opengevouwen kaarten schuin achter [medeverdachte 1] gingen lopen. Wij zagen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] dicht achter aangever [slachtoffer] en zijn vriendin gingen staan net voor deze gingen oversteken. Wij zagen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2], terwijl zij achter [slachtoffer] en zijn vriendin overstaken, ineens wederom een plattegrond pakten en deze uitvouwden. Ik, [verbalisant 5], liep op een afstand van twee meter achter [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] en ik zag dat de rits van
het voorvakje van de rugtas van [slachtoffer] ineens was geopend terwijl dit eerst nog gesloten was.
Wij zagen dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] iets afstand namen en aan de andere zijde van de oversteekplaats weer naar [slachtoffer] en zijn vriendin liepen en nu de door hen meegevoerde plattegronden uitvouwden en dicht achter [slachtoffer] ging lopen. Wij zagen dat [medeverdachte 1] zijn linkerhand onder de plattegrond hield, kennelijk om de hand aan het zicht van omstanders te onttrekken. Wij zagen dat de linkerhand richting het voorvakje van de rugtas van [slachtoffer] bewoog. Wij zagen ook dat [verdachte] en [medeverdachte 2] tegelijkertijd hun plattegrond omhoog hielden en daarmee omstanders het zicht op de handelingen van [medeverdachte 1] onttrokken. Wij zagen dat [medeverdachte 1] zijn hand in het voorvakje van de rugtas van [slachtoffer] deed en na enige seconden weer uit het voorvakje bewoog. Door de voorbijlopende passanten werd op dat ogenblik ons zicht op de hand ontnomen. Wel zagen wij dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] stil bleven staan en dat [slachtoffer] en zijn vriendin doorliepen. Na de later bleek geslaagde zakkenrollerij zag ik, [verbalisant 4], dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] een rood biljet gaf dat [medeverdachte 2] vervolgens direct in zijn broekzak stopte.

Aanspreken slachtoffer

Ik, [verbalisant 2], hield [slachtoffer] staande. Ik zag dat [slachtoffer] zijn rugtas af deed, schrok en het openstaande voorvakje van zijn rugtas controleerde. Hierop sprak [slachtoffer] mij in de Engelse taal aan en zei: “wij missen vier of vijf USB-sticks in een wit/doorzichtig hoesje, en een biljet van 100 Chinese valuta”.

Weggooien goederen prullenbak

Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 4], zagen dat [medeverdachte 2] iets in zijn hand vasthield en dat bekeek.
Wij zagen dat hij iets, dat licht van kleur was, in de prullenbak gooide. Direct nadat dit voorwerp in de prullenbak was gegooid werden alle drie de verdachten aangehouden.

Aantreffen converters prullenbak

Ik, [verbalisant 1], heb een onderzoek ingesteld naar de prullenbak. Ik zag dat bovenin de
prullenbak een doorzichtige plastic etui lag. Ik zag dat er in deze etui drie witte op USB sticks
gelijkende voorwerpen zaten. Ik zag dat er op deze sticks Chinese tekens stonden. Ik heb dit etui overhandigd aan [verbalisant 2]. Ik, [verbalisant 2], toonde de aangever de aangetroffen etui met daarin de USB sticks. [slachtoffer] herkende deze sticks direct als zijn eigendom.
Ten aanzien van feit 2
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2017155543-8 van 21 juli 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pag. 7-8].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer], zakelijk weergegeven:
U legitimeerde zich op straat als politieagent en vroeg mij of ik mijn rugtas wilde nakijken,
met name of ik iets miste. Ik zag dat het kleine vakje van mijn rugtas en de rits hiervan
helemaal open stond. Ik keek in het vakje en zag dat uit dit vakje 4 of 5 USB sticks waren
weggenomen en een biljet van 100 RMB (Chinese eenheid) was weggenomen. De rits van
mijn tas was afgesloten en is nu open.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en
2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair
en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft met zijn mededaders geprobeerd om in de Amsterdamse binnenstad voorwerpen en geld te stelen uit rugtassen van toeristen. Dat is één van beide keren ook gelukt. De verdachten, die ruim een half uur door de politie zijn gevolgd, hebben de feiten niet in een impuls, maar op tamelijk geraffineerde wijze gepleegd. De verdachte heeft kennelijk gehandeld met het oog op financieel gewin voor zichzelf en zijn mededaders, en heeft getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Daarmee hebben zij zich kennelijk niet bekommerd om het gegeven dat dergelijke misdrijven veelal overlast, schade en gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de slachtoffers.
De verdachte en zijn mededaders hebben verklaard dat zij twee dagen in Nederland hebben verbleven als toeristen. Uit het dossier volgt niets dat deze stelling onderbouwt. Het hof wijst voorts op de door verbalisanten beschreven handelingen van de verdachte en zijn mededaders en de omstandigheid dat hun wandelroute door de binnenstad gericht lijkt te zijn geweest op het vinden en volgen van potentiële slachtoffers. Gelet hierop heeft het er alle schijn van dat niet toerisme maar het plegen van diefstallen een belangrijke reden voor het verblijf van de verdachte in Amsterdam was.
Oplegging van een vrijheidsbenemende straf is gelet op het voorgaande alleszins gerechtvaardigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 juni 2018 is hij niet eerder in Nederland strafrechtelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
De raadsvrouw heeft onderkend dat – hoewel de verdachte first offender is – oplegging van een taakstraf niet voor de hand ligt nu de verdachte niet in Nederland woont. Zij heeft daarom verzocht een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien weken passend en geboden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de omstandigheid dat het twee misdrijven – de diefstal en de poging daartoe – betreft, de wijze waarop de delicten zijn uitgevoerd en de omstandigheid dat de verdachte in nauwe samenwerking met twee anderen heeft geopereerd, ziet het hof aanleiding een onvoorwaardelijke straf op te leggen en is er geen aanleiding voor een voorwaardelijke straf. Met een andere dan een vrijheidsbenemende straf kan onder de genoemde omstandigheden niet worden volstaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlaste- gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M. Lolkema en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 juli 2018.