ECLI:NL:GHAMS:2018:245

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
23-003412-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd op 24 februari 2017 te Schiphol. De tenlastelegging betrof het wegnemen van twee handschoenen, toebehorende aan een ander. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd om proceseconomische redenen en heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de diefstal strafbaar was. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of 6 dagen jeugddetentie. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, inclusief rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof besloot de geldboete van € 300,- op te leggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003412-17
datum uitspraak: 17 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-038793-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee handschoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 februari 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee handschoenen, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,- subsidiair 6 dagen jeugddetentie, te betalen in maandelijkse termijnen van € 50,-.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Tevens heeft het hof acht geslagen op de, de verdachte betreffende, rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), te weten het adviesrapport van 4 april 2017 en het actualisatierapport van 22 november 2017.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een paar handschoenen uit een motorfiets. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Meer in het algemeen veroorzaakt een dergelijk feit gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de Raad door [naam] ter toelichting op genoemde rapporten naar voren gebracht dat de Raad nog steeds zorgen heeft over de verdachte. Er is geen zicht op wat hij doet in zijn vrije tijd, hij heeft geen gestructureerde vrijetijdsbesteding en het is niet helder geworden met wie hij omgaat. Ook zijn beperkte handelingsvaardigheden zouden nog voor problemen kunnen zorgen. Een coach zou om die reden wenselijk zijn, maar als de verdachte nu al aangeeft dat hij daaraan niet wil meewerken, dan is de begeleiding gedoemd om te mislukken. In het geval van strafoplegging adviseert de Raad om aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf bestaande uit een werkstraf op te leggen.
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat de geldboete die de kinderrechter in eerste aanleg heeft opgelegd erg fors is. Tevens is in dat verband opgemerkt dat de verdachte een nacht in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zijn ouders daar niet van op de hoogte zijn gebracht en de kinderrechter daar geen rekening mee heeft gehouden bij de strafoplegging.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2017 heeft hij eerder geldboetes opgelegd gekregen ter zake van respectievelijk overtreding van de APV Amsterdam en overtreding van de Regeling voertuigen.
Naar het oordeel van het hof wordt – alles afwegende – met de door de advocaat-generaal gevorderde en door de kinderrechter opgelegde straf recht gedaan aan de ernst van het feit. Het hof acht derhalve een geldboete ter hoogte van € 300,- een passende en geboden straf . Het hof zal echter wel rekening houden met de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te bepalen op 1 dag en die tijd zal, in de vorm van aftrek van voorarrest, in mindering worden gebracht op de op te leggen geldboete, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24a, 63, 77a, 77g, 77l en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
6 (zes) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.E. Hinskens-van Neck, mr. P.F.E. Geerlings en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 januari 2018.
[…]
.