ECLI:NL:GHAMS:2018:2426

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
23-001770-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor wederspannigheid en belediging van politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor wederspannigheid en belediging van politieambtenaren. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 9 mei 2017. Tijdens de zitting op 29 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en haar raadsman gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het verzet tegen de aanhouding door de politie en beledigende uitlatingen richting de verbalisanten. Het hof heeft de vrijspraakverweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 augustus 2016 in Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen de politie en beledigende woorden heeft geuit. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001770-17
datum uitspraak: 13 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13‑659273-16 tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, verdachte op verdenking van het overtreden van Artikel 2.2 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam (verstoren van de openbare orde), in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, verdachte, ter aanhouding (en overbrenging naar een politiebureau ter voorgeleiding aan een hulpofficier van justitie) hadden vastgepakt, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen voornoemde opsporingsambtenaren door (met kracht) een of meermalen
- haar armen of lichaam te bewegen in een richting tegengesteld in die waarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] haar, verdachte, wilde(n) brengen en bewegen en/of
- krabbende bewegingen met haar nagels te maken in/op/tegen de onderarm(en) van [verbalisant 1], ten gevolge waarvan [verbalisant 1] letsel, te weten (krab)wonden aan zijn onderarm heeft bekomen;
2:
zij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Amsterdam opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, (belast met) handhaving van de openbare orde en/of de opsporing van strafbare feiten, in diens/dier vertegenwoordigheid mondeling en/of door feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd bestaande die belediging uit het één of meerdere ma(a)l(en) toevoegen van de woorden "Flikker", "Racist", en "Stelletje idioten", althans (telkens) woorden en/of feitelijkhe(i)d(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bespreking van de in hoger beroep gevoerde verweren

Ten aanzien van feit 1
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep partiele vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, omdat het bestanddeel geweld niet bewezen kan worden. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte de verbalisant niet heeft gekrabd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] voelde dat de verdachte haar nagels in zijn linker onderarm zette en hem krabde, waarna hij een stekende pijn voelde en meerdere bebloede krassen op zijn onderarm zag, in combinatie met de foto’s waarop letsel waarneembaar is dat met deze verklaring in overeenstemming is.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de term ‘flikker’ op zichzelf niet beledigend is en dat de vraag of de term ‘flikker’ wel als beledigend kan worden gekwalificeerd afhangt van de context waarin de term is gebruikt. De verdachte heeft verder met de geuite termen ‘flikker’, ‘racist’ en ‘stelletje idioten’ niet het oogmerk gehad de verbalisant in zijn eer of goede naam aan te randen en heeft deze woorden alleen geuit omdat zij zich onmachtig en gefrustreerd voelde door de hardhandige aanpak van de verbalisant.
Het hof begrijpt hetgeen de raadsman heeft aangevoerd als een bewijsverweer en overweegt als volgt.
Het hof overweegt dat de verdachte de overigens niet betwiste uitlatingen hardop en publiekelijk heeft gedaan. De termen ‘racist’ en ‘stelletje idioten’ hebben in het algemene dagelijkse spraakgebruik een beledigend karakter. De geuite woorden ‘racist’, stelletje idioten’ en de term ‘flikker’ waren onmiskenbaar bedoeld als beledigend, en werden met als enig doel gedaan om de verbalisant aan te randen in zijn eer en goede naam en zijn bovendien in het openbaar en waarneembaar voor aanwezige derden geuit jegens de verbalisant die in de uitoefening van zijn functie bezig was met de ordehandhaving.
Dat het uiten van de bewoordingen een uiting van frustratie en onmacht zou zijn geweest, doet hier niet aan af.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op 6 augustus 2016 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, verdachte op verdenking van het overtreden van Artikel 2.2 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam (verstoren van de openbare orde) ter aanhouding en overbrenging naar een politiebureau ter voorgeleiding aan een hulpofficier van justitie hadden vastgepakt, zich met geweld heeft verzet tegen voornoemde opsporingsambtenaren door met kracht meermalen
- haar lichaam te bewegen in een richting tegengesteld in die waarin die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] haar, verdachte, wilden brengen en bewegen en
- krabbende bewegingen met haar nagels te maken tegen de onderarm van [verbalisant 1], ten gevolge waarvan [verbalisant 1] letsel, te weten krabwonden aan zijn onderarm heeft bekomen;
2:
zij op 6 augustus 2016 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, belast met handhaving van de openbare orde en de opsporing van strafbare feiten, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd bestaande die belediging uit het toevoegen van de woorden "Flikker", "Racist", en "Stelletje idioten".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid
en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, bij niet verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf, al dan niet in combinatie met een lage geldboete op te leggen met de bepaling dat de verdachte die geldboete in termijnen van € 50,00 mag betalen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich bij haar aanhouding en overbrenging verzet tegen politieambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren. Ten aanzien van een van de verbalisanten heeft dat verzet geleid tot letsel. Daarnaast heeft zij een van de verbalisanten ook beledigd. Beide gedragingen geven blijk van minachting voor de dienstdoende politiebeambten en in ruimere zin van minachting voor het openbaar gezag. Bovendien heeft het verzet bij aanhouding door de verdachte de uitoefening van de politiedienst belemmerd en heeft de belediging de eer en goede naam aan van eerdergenoemde opsporingsambtenaar aangetast.
Het hof heeft gelet op de straf die door rechters bij eenvoudige belediging en wederspannigheid plegen te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een taakstraf van 20 uur of een geldboete van € 100,00 voor wederspannigheid en een geldboete van € 150,00 voor belediging als oriëntatiepunt genoemd, welke straf kan worden verhoogd indien de belediging is geuit tegen een ambtenaar in functie en ten overstaan van meerdere personen.
Omdat de verdachte de ambtenaar heeft beledigd terwijl hij in de uitoefening van zijn functie was en deze beledigingen heeft geuit ten overstaan van meerdere personen en het verzet lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad acht het hof met de rechtbank een hogere straf in beginsel gerechtvaardigd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht het hof, alles afwegende, een geldboete en een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden hoogte en duur evenwel passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 57, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
7 (zeven) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L. Leenaers en mr. N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2018.
mr. N.C. Laatsch is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]