Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Vrijspraak
BESLISSING
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1949, was in eerste aanleg vrijgesproken van de mishandeling van zijn kind, [slachtoffer 1]. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging impliciet cumulatief was en dat de politierechter de verdachte vrijgesproken had van de mishandeling van [slachtoffer 1]. Aangezien de verdachte onbeperkt hoger beroep had ingesteld, was dit ook gericht tegen de vrijspraak. Echter, volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat er geen hoger beroep open tegen een vrijspraak, waardoor het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaarde in het hoger beroep voor dat onderdeel.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De tenlastelegging in hoger beroep betrof de mishandeling van [slachtoffer 2] op 5 juni 2017, waarbij de verdachte zijn kind aan de haren zou hebben getrokken en/of haar hoofd tegen een hard voorwerp zou hebben geslagen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, mede gezien de hectische gezinssituatie op de betreffende datum.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. G. Oldekamp, mr. F.M.D. Aardema en mr. F.G. Hijink zitting hadden. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.