[A] en [B] hebben bij op 17 april 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, zakelijk weergegeven, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
- [D] – naar de Ondernemingskamer verstaat – te schorsen als bestuurder van [C] ;
- [O] , interim manager, tot bestuurder van [C] te benoemen;
- een bevel te geven tot overlegging van een koopovereenkomst met betrekking tot het onroerend goed (zie hierna) van [C] ;
- een verbod te geven met betrekking tot de overdracht van dat onroerend goed onder verbeurte van een dwangsom;
- althans zodanige voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht,
en voorts:
primair een beslissing tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [C] over de periode vanaf januari 2016 aan te houden, dan wel, subsidiair, dat onderzoek te bevelen met betrekking tot de in het verzoekschrift nader beschreven onderwerpen, alsmede om [C] te veroordelen in de kosten van het geding.