ECLI:NL:GHAMS:2018:2319

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
23-004089-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal door een pakketbezorger zonder voldoende bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van diefstal uit een woning in Hoofddorp op 1 juni 2017. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een vest en een tas met inhoud, toebehorende aan een slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 120 uren had geëist, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de diefstal. De camerabeelden die in het dossier waren opgenomen, waren te vaag om de verdachte direct aan de diefstal te koppelen. Hoewel de verdachte zichzelf op de beelden herkende, ontkende hij de diefstal te hebben gepleegd. Het hof concludeerde dat het niet onomstotelijk vaststond dat de beelden daadwerkelijk betrekking hadden op de ten laste gelegde diefstal, en dat er geen bewijs was dat de tas en het vest op het ten laste gelegde moment uit de woning waren weggenomen.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters G. Oldekamp, F.M.D. Aardema en F.G. Hijink aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier L.M. Schoutsen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004089-17
datum uitspraak: 5 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-185911-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vest en/of een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

Vrijspraak

Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het procesdossier bevat stills van camerabeelden waarop een witte GLS-bestelbus te zien is. De verdachte heeft verklaard dat hij degene is die op 1 juni 2017 in die bestelbus reed en een pakketje probeerde te bezorgen op het adres [adres 2], waar volgens aangeefster [slachtoffer] haar tas en een vest uit de woning zijn weggenomen. De verdachte heeft zichzelf op één van de stills herkend, maar ontkent het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. Het hof overweegt dat niet onomstotelijk vast staat dat de (stills van de) camerabeelden daadwerkelijk horen bij de ten laste gelegde diefstal. Op basis van de stukken in het dossier is immers niet vast te stellen wanneer de tas en het vest van aangeefster [slachtoffer] precies uit de woning zijn weggenomen, nu dit niet blijkt uit de aangifte of andere stukken. Dat laat derhalve de mogelijkheid open dat de tas en vest op een eerder moment zijn weggenomen. De stills die zich in het dossier bevinden zijn naar het oordeel van het hof te vaag om daarop voorwerpen (zoals de weggenomen tas en het vest) te kunnen onderscheiden, zodat op basis daarvan niet vast te stellen is of verdachte degene is geweest die de tas en vest van aangeefster [slachtoffer] heeft weggenomen.
De verdachte heeft over het ten laste gelegde feit weliswaar wisselende verklaringen afgelegd, maar hij is niet rechtstreeks aan de ten laste gelegde diefstal uit de woning te koppelen. Uit het voorgaande volgt dat er onvoldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. F.M.D. Aardema en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 juli 2018.
mr. F.M.D. Aardema en mr. F.G. Hijink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.