ECLI:NL:GHAMS:2018:2260
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en opvangkosten in een familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de bijdrage in de opvangkosten van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017 aangevochten, waarin de man was verplicht om een bijdrage van € 430,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, geboren in 2016. De vrouw verzocht om een hogere bijdrage, variërend van € 553,58 tot € 1.080,- per maand, afhankelijk van de datum. De man verzocht het hoger beroep van de vrouw af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2018 is de vrouw in persoon verschenen, bijgestaan door een waarnemend advocaat. De man was niet persoonlijk aanwezig, maar zijn advocaat was wel aanwezig. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. Het hof heeft vastgesteld dat de man voldoende draagkracht heeft om de verzochte bijdragen te voldoen en dat de basisbehoefte van het kind is vastgesteld op € 535,- per maand.
Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet kan verlangen dat de man volledig bijdraagt aan de opvangkosten, gezien de omstandigheden en de draagkracht van beide partijen. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de bijdrage van de man vastgesteld op bedragen die variëren van € 439,- tot € 646,- per maand, afhankelijk van de datum, met een maximum van € 200,- per maand voor de opvangkosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het verzoek van de man om de vrouw in de proceskosten te veroordelen afgewezen.