ECLI:NL:GHAMS:2018:2251

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
200.220.570/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Curatele jongmeerderjarige; beoordeling van ondercuratelestelling en de noodzaak daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een jongmeerderjarige, aangeduid als [de jongmeerderjarige]. De jongmeerderjarige was op 20 juli 2009 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) en op 26 mei 2017 onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke en geestelijke toestand. De moeder en vader van de jongmeerderjarige waren betrokken bij de procedure, waarbij de moeder niet ter zitting verscheen. De advocaat van de jongmeerderjarige, mr. M. van der Weide, heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen. De GI heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen, stellende dat de jongmeerderjarige niet in staat is haar belangen te behartigen en dat haar veiligheid en die van anderen in gevaar is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2018 is de jongmeerderjarige niet verschenen, maar haar advocaat heeft haar standpunt toegelicht. De GI heeft de problematiek van de jongmeerderjarige uiteengezet, waaronder hechtingsproblematiek en psychiatrische problemen. Het hof heeft vastgesteld dat de jongmeerderjarige een belaste voorgeschiedenis heeft, met meerdere plaatsingen in gesloten jeugdhulp en problemen met haar gedrag en financiën. Het hof concludeert dat de jongmeerderjarige door haar geestelijke toestand niet in staat is om haar belangen behoorlijk waar te nemen en dat een ondercuratelestelling noodzakelijk is ter bescherming van haar veiligheid en die van anderen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de jongmeerderjarige af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.220.570/01
zaaknummer rechtbank: 5866060 CB VERZ 17-30 JM
beschikking van de meervoudige kamer van 3 juli 2018 inzake
[X],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [de jongmeerderjarige] ,
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI);
- [Y] (hierna te noemen: de moeder);
- [Z] (hierna te noemen: de vader).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna te noemen: de kantonrechter) van 3 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[de jongmeerderjarige] is op 2 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van 3 mei 2017.
2.2
De GI heeft op 21 september 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 20 april 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- mr. M. van der Weide, namens [de jongmeerderjarige] ;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [A] (hierna te noemen: de curator);
- de vader.
2.4
[de jongmeerderjarige] was niet in persoon ter zitting aanwezig. Ter zitting heeft de voorzitter, op verzoek van mr. M. van der Weide, getracht [de jongmeerderjarige] te bellen. Dit is echter niet gelukt, omdat de telefoon van [de jongmeerderjarige] stond uitgeschakeld.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
[de jongmeerderjarige] is geboren [in] 1999 te [geboorteplaats] .
3.2
[de jongmeerderjarige] is op 20 juli 2009 onder toezicht gesteld van de GI. Op 28 januari 2011 is de GI belast met de voogdij over [de jongmeerderjarige] .
3.3
[de jongmeerderjarige] heeft vanaf juli 2012 in een instelling voor gesloten jeugdhulp, te weten de [instelling] , op een groep voor jongeren met een licht verstandelijke beperking verbleven. In april 2013 is zij op een open behandelgroep van Lijn5 in [plaats a] geplaatst. In maart 2014 is [de jongmeerderjarige] wederom op een gesloten behandelgroep geplaatst, te weten bij [behandelgroep] van Parlan in [plaats b] . Nadat zij hier in augustus 2016 is weggelopen is zij met haar vriend in december 2016 in een voor hen gecreëerde crisisvoorziening geplaatst.
3.4
Sinds maart 2018 verblijft [de jongmeerderjarige] in een woning bij [woonvoorziening 1] , een interne woonvoorziening op het terrein van [Stichting] te [plaats b] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is [de jongmeerderjarige] , op het daartoe strekkende verzoek van de GI, met ingang van 26 mei 2017 onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van mevrouw [A] tot curator.
4.2
[de jongmeerderjarige] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI tot ondercuratelestelling (alsnog) af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling ligt aan het hof voor de vraag of de gronden voor ondercuratelestelling van [de jongmeerderjarige] aanwezig zijn.
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel gewoonte van drank- of drugsmisbruik, en een onvoldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.3
[de jongmeerderjarige] betoogt dat niet is voldaan aan de gronden voor ondercuratelestelling. [de jongmeerderjarige] heeft door de ondercuratelestelling niet de kans gekregen om te laten zien dat zij voor zichzelf kan zorgen en om hulp kan vragen wanneer dat nodig is. Zij heeft vanaf jonge leeftijd veel meegemaakt, waardoor zij juist zelfstandiger is dan veel van haar leeftijdsgenoten. Ook heeft zij zich ondanks verschillende teleurstellingen in het verleden de afgelopen jaren goed staande weten te houden. [de jongmeerderjarige] en haar vriend hadden sinds juli 2017 eigen woonruimte, met begeleiding, op [woonvoorziening 2] in [plaats a] . [de jongmeerderjarige] staat open voor begeleiding en krijgt dan ook voldoende ondersteuning vanuit het vrijwillig kader. Haar belangen kunnen gelet hierop dan ook worden behartigd met een meer passende en minder verstrekkende maatregel. Voorts is ten onrechte gebruik gemaakt van de deskundigenverklaring van Parlan. Drs. A. Admiraal is, evenals de voormalig voogd en huidige curator, bevooroordeeld. Zij zijn al lange tijd betrokken bij [de jongmeerderjarige] , waardoor bij hen tunnelvisie is ontstaan. [de jongmeerderjarige] herkent zich dan ook niet in de door Parlan geschetste voorbeelden en heeft ten aanzien van het onderzoek naar haar lichamelijke en geestelijke gesteldheid geen eerlijke kans gekregen. Gelet op de zwaarte van de maatregel had onafhankelijk onderzoek moeten worden gedaan naar de geestelijke en/of lichamelijke toestand van [de jongmeerderjarige] . Daarbij vertoont [de jongmeerderjarige] veel weerstand tegen de ondercuratelestelling en tegen de huidige curator. De bestreden beschikking dient dan ook te worden vernietigd en het verzoek tot ondercuratelestelling dient te worden afgewezen, aldus [de jongmeerderjarige] .
5.4
De GI betoogt dat een ondercuratelestelling een passende maatregel is voor [de jongmeerderjarige] . Bij [de jongmeerderjarige] is onder andere sprake van hechtingsproblematiek. Hierdoor heeft zij geen vertrouwen in volwassenen en doet zij er alles aan om zich door hen te laten afwijzen. Sinds juni 2017 laat zij kenmerken zien van een psychose; zij hoort en ziet zaken die er niet zijn. In juli 2017 is zij gestart met medicatie, maar zij is niet medicatietrouw gebleken. In augustus 2016 is [de jongmeerderjarige] met haar vriend weggelopen uit [behandelgroep] , waar zij destijds verbleef. In deze periode was geen zicht op het inkomen en de verblijfplaats van [de jongmeerderjarige] . Nadat [de jongmeerderjarige] terugkeerde, bestonden over haar veel zorgen. Daarop heeft Parlan een crisisplek voor [de jongmeerderjarige] en haar vriend geregeld op een open groep. Aldaar vervuilde de woning van [de jongmeerderjarige] snel. Ook accepteerde zij de geboden hupverlening niet en blowde zij regelmatig. [de jongmeerderjarige] heeft sinds de ondercuratelestelling geen initiatief genomen om met de curator te spreken over haar financiën. Ook maakt zij onverstandige keuzes door bijvoorbeeld haar geld te besteden aan kleding in plaats van aan een ID-kaart die nodig was voor het aanvragen van een uitkering, geld dat voor de aanschaf van spullen voor het huis is gestort uit te geven aan wiet en contant geld te pinnen zodat de curator niet meer kan zien waaraan zij dat besteedt. Daarnaast heeft [de jongmeerderjarige] schulden in verband met de premie zorgverzekering. De huidige woonvoorziening waar [de jongmeerderjarige] verblijft, heeft laten weten [de jongmeerderjarige] niet te kunnen ondersteunen met haar financiën. Ook hebben zij nog geen band opgebouwd met [de jongmeerderjarige] en proberen zij conflicten te vermijden. Daarnaast is sprake van negatieve beïnvloeding van [de jongmeerderjarige] door haar vriend en diens vader. De curatele is eveneens noodzakelijk om [de jongmeerderjarige] in dergelijke zaken te kunnen sturen. Voorts is drs. Admiraal een uiterst kundige professional. Zij is vanaf maart 2014 betrokken bij [de jongmeerderjarige] en is daarom goed in staat om een zorgvuldige inschatting te maken van de capaciteiten van [de jongmeerderjarige] . Gelet op deze omstandigheden dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd, aldus de GI.
5.5
De curator heeft zich ter zitting in hoger beroep geschaard achter het standpunt van de GI, te weten dat een ondercuratelestelling een passende maatregel is voor [de jongmeerderjarige] . De curator heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat [de jongmeerderjarige] inmiddels is overgeplaatst naar een andere woonvoorziening van [Stichting] , namelijk [woonvoorziening 1] in [plaats b] . [de jongmeerderjarige] heeft sindsdien meerdere waarschuwingen gekregen vanwege (onder andere) bedreiging van de groepsleiding, het zich niet houden aan de regels en het vervuilen van haar woning. Hierdoor overweegt [Stichting] de dienstverlening aan [de jongmeerderjarige] te beëindigen. Daarnaast is [de jongmeerderjarige] sinds de ondercuratelestelling in aanraking gekomen met de politie vanwege een gewelddadige overval, aldus de curator.
5.6
De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij de ondercuratelestelling in het belang van [de jongmeerderjarige] noodzakelijk acht.
5.7
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken. [de jongmeerderjarige] heeft in het verleden veel meegemaakt. Zij is in de zomer van 2009 onder toezicht gesteld van de GI en uithuisgeplaatst, in verband met ernstige lichamelijke en geestelijke mishandeling door haar moeder. In 2011 is de GI belast met de voogdij over [de jongmeerderjarige] . [de jongmeerderjarige] is in juli 2012 en in maart 2014 vanwege agressie in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp geplaatst. In oktober 2013 is [de jongmeerderjarige] in verband met geweldsdelicten en diefstal in aanraking gekomen met de jeugdreclassering en haar is de Maatregel Hulp en Steun opgelegd voor de duur van zes maanden. In september 2014 heeft [de jongmeerderjarige] opnieuw de Maatregel Hulp en Steun opgelegd gekregen, voor de duur van twee jaar alsmede een voorwaardelijke werkstraf van 20 uur. In augustus 2016 is [de jongmeerderjarige] samen met haar vriend weggelopen uit [behandelgroep] Jeugdzorg, alwaar zij op dat moment verbleef. Hierdoor dreigde [de jongmeerderjarige] te worden uitgeschreven bij [behandelgroep] . In november 2016 is [de jongmeerderjarige] samen met haar vriend teruggekeerd, waarna zij in december 2016 met haar vriend op een crisisplek van Parlan is gaan wonen. In deze periode blowde [de jongmeerderjarige] regelmatig en vervuilde haar woning. Parlan bleek [de jongmeerderjarige] niet de zorg en begeleiding te kunnen bieden die zij nodig had, zodat de crisisplaatsing in april 2017 is beëindigd. Uit de verklaring van 16 februari 2017 van drs. Admiraal, orthopedagoog-generalist en behandelaar van [de jongmeerderjarige] gedurende haar plaatsing in gesloten jeugdhulp bij [behandelgroep] , blijkt dat bij [de jongmeerderjarige] sprake is van een licht verstandelijke beperking en forse hechtings- en traumaproblematiek. [de jongmeerderjarige] is volgens de orthopedagoog onvoldoende in staat om de gevolgen van haar handelen te overzien. Zo maakt zij keuzes die gevaarlijk zijn voor haar welzijn, zoals het met onbekenden meegaan en het te lang in de oven laten zitten van een broodje, waardoor brandgevaar ontstond. Door het niet kunnen overzien van haar handelen, brengt [de jongmeerderjarige] zichzelf en haar omgeving in gevaar, aldus de orthopedagoog. Vanaf mei 2017 heeft [de jongmeerderjarige] in een woning aan [woonvoorziening 2] van [Stichting] verbleven. Ter zitting in hoger beroep heeft de curator verklaard dat [de jongmeerderjarige] begin maart 2018 is overgeplaatst naar een interne woonvoorziening van [Stichting] , te weten [woonvoorziening 1] , alwaar zij begeleiding ontvangt. Sinds haar verblijf bij [woonvoorziening 1] heeft [de jongmeerderjarige] reeds meerdere waarschuwingen gekregen in verband met onder andere het bedreigen van de groepsleiding, het zich niet houden aan de gestelde regels en het vervuilen van haar woning. Doordat [de jongmeerderjarige] zich niet begeleidbaar opstelt, overweegt [Stichting] thans de dienstverlening aan [de jongmeerderjarige] te beëindigen. Voorts heeft de curator ten aanzien van de financiën van [de jongmeerderjarige] ter zitting verklaard dat [de jongmeerderjarige] na de zomervakantie van 2017 haar pinpas heeft verkocht. Ook heeft [de jongmeerderjarige] zich laten gebruiken om op haar adres pakketjes voor anderen te ontvangen. Om dit te voorkomen heeft de curator [de jongmeerderjarige] laten blokkeren op Afterpay, zodat [de jongmeerderjarige] daar geen bestellingen meer kan doen. Voorts ging [de jongmeerderjarige] sinds de zomer van 2015 als dagbesteding een aantal dagen per week naar een zorgboerderij. Na bedreiging door [de jongmeerderjarige] van een medepupil is deze dagbesteding beëindigd. [de jongmeerderjarige] is onlangs opgepakt door de politie in verband met een gewelddadige overval. Daarnaast is bij [de jongmeerderjarige] nog steeds sprake van psychiatrische problematiek, bij de behandeling waarvan zij niet medicatietrouw is gebleken. Tussen [de jongmeerderjarige] en haar vriend – die eveneens woonachtig is op het terrein van [Stichting] – is met regelmaat sprake van fors huiselijk geweld, aldus de curator.
5.8
Het hof concludeert op basis van de stukken in het geding en het verhandelde ter terechtzitting dat [de jongmeerderjarige] een belaste voorgeschiedenis heeft en dat bij haar sprake is van een licht verstandelijke beperking, hechtingsproblematiek, problemen vanwege trauma’s en psychiatrische problematiek. [de jongmeerderjarige] heeft in het verleden vanwege agressie meermaals in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp verbleven, is weggelopen uit een instelling en heeft tweemaal een Maatregel Hulp en Steun opgelegd gekregen. Gebleken is dat [de jongmeerderjarige] ook de afgelopen periode niet in staat is geweest haar belangen behoorlijk waar te nemen. Zo heeft zij sinds haar verblijf bij [woonvoorziening 1] van [Stichting] problemen om zich aan de regels te houden, zich netjes te gedragen naar anderen toe, haar woonruimte schoon te houden en verstandige financiële keuzes te maken. In de zomer van 2017 heeft zij haar pinpas verkocht en heeft zij zich laten gebruiken om pakketjes voor anderen op haar adres te ontvangen. Zij is opnieuw in aanraking gekomen met de politie vanwege haar agressie en vanwege mogelijke betrokkenheid bij een gewelddadige overval. Tussen [de jongmeerderjarige] en haar vriend is sprake van (fors) huiselijk geweld. Hiermee is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat [de jongmeerderjarige] door haar geestelijke toestand niet in staat is om haar belangen behoorlijk waar te nemen en bovendien haar eigen veiligheid en die van anderen in gevaar brengt. [de jongmeerderjarige] heeft onvoldoende onderbouwd waarom de verklaring van drs. Admiraal in samenhang met de overige – als vaststaand aan te merken – feiten en omstandigheden niet bij dit oordeel betrokken zou mogen worden. Voor een nader onderzoek door een deskundige ziet het hof dan ook geen aanleiding. [de jongmeerderjarige] is zeer kwetsbaar, met name omdat zij de gevolgen van haar handelen niet kan overzien, zodat het hof van oordeel is dat een ondercuratelestelling een noodzakelijke en passende maatregel is ter bescherming van de veiligheid van [de jongmeerderjarige] en de die van anderen. Een minder verstrekkende maatregel acht het hof gelet op de ernstige problematiek van [de jongmeerderjarige] niet aangewezen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen en het verzoek van [de jongmeerderjarige] afwijzen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier en is op 3 juli 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.