In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 9 mei 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een loonvordering van de appellant, die werkzaam was in de horeca. De appellant vorderde betaling van overuren die hij had gemaakt tussen 2010 en 2013, en stelde dat zijn berekeningen op basis van de cao voor het Horeca- en aanverwante bedrijf correct waren. De appellant had eerder een akte ingediend waarin hij zijn vordering had herberekend, maar de geïntimeerden bestreden deze berekening en stelden dat de appellant slechts recht had op een lager bedrag. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de appellant recht had op een vergoeding voor overuren, maar dat de berekening van de geïntimeerden ook enkele onjuistheden bevatte. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de appellant gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 28.103,22 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging en rente. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak om cao-bepalingen correct toe te passen bij het berekenen van overuren en de bijbehorende vergoedingen.