ECLI:NL:GHAMS:2018:2236
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de verlenging van de alimentatietermijn na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk van partijen, dat in 1983 werd gesloten, is op 27 januari 2005 ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking was bepaald dat de man een alimentatie van € 1.100,- per maand aan de vrouw diende te betalen, welke na indexering in 2017 € 1.342,08 per maand bedroeg. De alimentatieverplichting eindigde van rechtswege op 27 januari 2017, maar de vrouw verzocht om verlenging van deze termijn, wat door de rechtbank was toegewezen.
De man ging in hoger beroep tegen deze beslissing, stellende dat de verlenging van de alimentatietermijn niet gerechtvaardigd was. De vrouw voerde aan dat zij arbeidsongeschikt was en afhankelijk van de alimentatie om in haar levensonderhoud te voorzien. Het hof oordeelde dat de beëindiging van de alimentatie voor de vrouw een substantiële terugval in inkomen zou betekenen, maar dat deze terugval niet van zo ingrijpende aard was dat de beëindiging van de alimentatie niet van haar kon worden gevergd. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vrouw tot verlenging van de alimentatietermijn af. De man deed afstand van zijn recht op terugbetaling van de alimentatie die hij na 27 januari 2017 had betaald.