ECLI:NL:GHAMS:2018:2228

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
200.225.621/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van klacht tegen gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft klaagster op 19 oktober 2017 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de plaatsvervangend-voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die haar klacht tegen de gerechtsdeurwaarders als kennelijk niet-ontvankelijk had afgewezen. De klacht was ingediend op 4 februari 2017 en de beslissing waartegen klaagster in hoger beroep ging, dateerde van 17 oktober 2017. Het hof heeft de zaak behandeld op een openbare terechtzitting op 13 juni 2018, waarbij klaagster en de gerechtsdeurwaarders niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen ander rechtsmiddel openstond tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer, waardoor klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. De beslissing van het hof is op 3 juli 2018 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.225.621/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/623562 DW RK 17/126
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 juli 2018
inzake
[klaagster],
wonend te [plaats],
appellante,
tegen
[naam] en [naam],
gerechtsdeurwaarders te [plaats],
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. [naam].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 19 oktober 2017 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de plaatsvervangend-voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) als bedoeld in artikel 39 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) van 17 oktober 2017.
1.2.
De plaatsvervangend-voorzitter van de kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerden (hierna: de gerechtsdeurwaarders) als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.
1.3.
De gerechtsdeurwaarders hebben op 22 november 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Het hof heeft de zaak, waar het betreft de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 juni 2018. Klaagster, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen. De gerechtsdeurwaarders zijn, met bericht van afwezigheid, evenmin verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep

3.1.
Klaagster heeft bij e-mailbericht van 4 februari 2017 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. De plaatsvervangend-voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 17 oktober 2017 de klacht van klaagster als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Tegen die beslissing is klaagster nu in hoger beroep gekomen.
3.2.
Ingevolge artikel 39 lid 2 Gdw kan tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen na de dag van verzending van de kennisgeving schriftelijk verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer staat geen ander rechtsmiddel open.
3.3.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de plaatsvervangend-voorzitter van de kamer van 17 oktober 2017.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018 door de rolraadsheer.