Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een jeugdzorgkwestie. De moeder van de minderjarige, die in Israël verblijft, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter had de minderjarige onder toezicht gesteld van de Raad voor de Kinderbescherming, maar de moeder betwistte de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, aangezien de gewone verblijfplaats van de minderjarige op het moment van indiening van het verzoekschrift in Israël was gelegen. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds medio augustus 2017 in Israël verbleef en daar naar school ging, de taal leerde en een zekere integratie in de Israëlische samenleving had. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van het verzoek van de Raad kennis te nemen, omdat er onvoldoende verbondenheid was met de rechtssfeer van Nederland. De beschikking van de kinderrechter is vernietigd en de Nederlandse rechter is onbevoegd verklaard.