ECLI:NL:GHAMS:2018:2205

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
200.215.560/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en uitleg van een distributieovereenkomst tussen 3C B.V.B.A. en Tanatex Chemicals B.V.

In deze zaak gaat het om de beëindiging van een distributieovereenkomst tussen 3C B.V.B.A. en Tanatex Chemicals B.V., die bijna dertig jaar heeft geduurd. De overeenkomst, die op 1 september 1982 werd gesloten, bevatte bepalingen over de vertrouwelijkheid, de duur, de beëindiging en de geschillenbeslechting. 3C heeft in hoger beroep de vernietiging van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam gevorderd, waarin haar vorderingen werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Tanatex niet toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en dat de opzegging rechtsgeldig was. 3C stelde dat Tanatex onrechtmatig had gehandeld door rechtstreeks aan klanten in België en Luxemburg te verkopen, en dat de opzegtermijn van meer dan een jaar onredelijk was. Het hof heeft echter geoordeeld dat Tanatex gerechtvaardigd mocht vertrouwen op afspraken die in de loop der jaren waren gemaakt, en dat de opzegging van de overeenkomst rechtsgeldig was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van 3C af, waarbij het ook de proceskosten ten laste van 3C heeft gelegd.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.215.560/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/601256 / HA ZA 16-109
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 juli 2018
inzake
de vennootschap naar Belgisch recht
3C B.V.B.A.,
gevestigd te Serskamp, België,
appellante,
advocaat: mr. A.D.J. van Ruyven te Utrecht,
tegen:
TANATEX CHEMICALS B.V.,
gevestigd te Ede,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.J.G. van Brakel te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna 3C en Tanatex genoemd.
3C is bij dagvaarding van 27 februari 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2016 onder bovengenoemd zaak/rolnummer gewezen tussen 3C als eiseres en Tanatex als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 28 maart 2018 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. 3C heeft nog producties in het geding gebracht. Tanatex heeft bezwaar gemaakt tegen productie 35, dat volgens haar een verkapte (in dit stadium ontoelaatbare) conclusie is.
Ten slotte is arrest gevraagd.
3C heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar (in hoger beroep vermeerderde) vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Tanatex heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.12 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn gebleken uit de niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.
Tanatex produceert chemische producten voor de textielindustrie. In sommige landen verkoopt Tanatex haar producten via eigen dochtermaatschappijen/ verkooporganisaties, in andere landen via door haar gecontracteerde distributeurs.
2.1.2.
Tanatex en 3C hebben op 1 september 1982 een distributieovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) waarin onder meer is bepaald:
Appointment
1.Tanatex appoints 3C as the exclusive distributor for dyehouse, finishing and printing textile auxiliaries (hereinafter referred to as ‘the Products’) in the following territory Belgium and Luxemburg (hereinafter referred to as ‘the Territory’).
(…)
Business Confidence
8. Both parties hereto shall keep in strict confidence from any third party any and all important matters concerning the business affairs and transactions covered by this Agreement and all intimate matters which parties will learn about of one another during the execution of the Agreement.
(…)
Term of existence
16. This agreement shall be valid and in force for a period commencing from September 1, 1982 and ending on August 31, 1983: and shall be automatically renewed and continued from year to year for one calender year, unless either party gives the other party a 3 (three) months prior written notice, by registered mail, to terminate this Agreement.
Termination
17. a) Either party hereto has the right to terminate this Agreement at any time during the term of this Agreement in the event of non-performance, unsatisfactory performance and/or violation by the other party of any provisions of this Agreement and/or each Sales Contract with a 3 (three) months prior written notice by registered mail to the other party.
(...)
Entire agreement
20. This agreement constitutes the entire and only agreement between the parties relating to the subject matter and supersedes and cancels all previous agreements, negotiations, commitments and/or representations in respect thereto and may [not] be released, discharged, abandoned, changed or modified in any matter hereof except by mutual consent in writing of subsequent date signed by representatives of each of the parties hereto.
(...)
Dispute
22. Any dispute, controversies, and/or difficulties which may arise out of, in relation or in connection with this Agreement shall be settled amicably between the parties. But in case of failure, they shall be brought before the District Court of Amsterdam.
Governing law
23. This Agreement shall be governed and interpreted by Dutch law.
2.1.3.
In 2000 heeft Bayer A.G. de aandelen in Tanatex overgenomen. In dat kader werden in sommige Europese landen de verkooporganisaties herschikt. In juli 2001 heeft er ter kantore van 3C een overleg plaatsgevonden tussen Bayer A.G., Tanatex en 3C. In de agenda voor dit overleg is vermeld:
1. Größere 3C-Textil Kunden + dortiger Bayer Umsatz
2. Größere Bayer-Textil Kunden + dortiger 3C Umsatz
3. Größere 3C Teppich Kunden + dortiger Bayer Umsatz
4. Größere Bayer Teppich Kunden + dortiger 3C Umsatz
5. Bemerkungen
6. Optionen
2.1.4.
Op 6 februari 2004 heeft [X] van Bayer een e-mail gezonden aan medewerkers van Tanatex waarin is vermeld:
Wie gefragt finden Sie hierbei nochmals die Kundenverteilung zwischen Bayer und Arboflora[hof: een zusteronderneming van 3C]
sowie festgelegt ende 2001. Bei einem Besuch bei Arboflora am 11/05/2002 haben [Y] und ich nur noch ein Par potentiale Kunden (ohne Umsatz) geändert.
Sie finden hierbei auch die Umsätze, getrennt in Bayerprodukte und Tanatexprodukte. Sie können sehen dass den Kundenaustausch zwischen Arboflora und Bayer sehr änlich war. (..) Das argument von [Y] das er viel mehr abgegeben hat als er von uns bekommen hat, ist also falsch. Ik hoffe Sie können diese Diskussion mit [Y] endlich mal beenden, sodass wir konstruktiv mit Arboflora weiter können.
Als bijlage bij deze e-mail bevindt zich een lijst met klanten, achter wier namen ofwel Bayer ofwel 3C is geschreven.
2.1.5.
Bij brief van 18 februari 2009 heeft Tanatex aan [Y] [Z] , bestuurder van 3C, bericht:
Bedankt voor het gesprek van 11 februari 2009 hier in Ede. Wij willen graag de dingen even op papier vastleggen die tijdens dit gesprek besproken zijn. De volgende tapijtklanten worden rechtstreeks door Tanatex bezocht:
- [A]
- [B]
- [C]
- [D]
- [E]
- [F]
De volgende klanten worden door 3C bezocht:
- [G]
- [H]
- [I]
- [J]
- [K]
Zoals afgesproken is de tapijt industrie in België voor ons een speerpunt en als jullie hulp of ondersteuning nodig hebben willen wij jullie graag ten dienst zijn. Andere klanten buiten de tapijtindustrie die al rechtstreeks door Tanatex geleverd en bezocht worden blijven ook in de toekomst bij Tanatex en worden daarmee ook rechtstreeks bezocht.
2.1.6.
Bij brief van 4 juni 2010 heeft [L] van Turbotron General Technologies (naar het hof begrijpt namens 3C) aan Tanatex bericht:
Zoals gisteren afgesproken zullen we later terugkomen op de aspecten van de relatie tussen enerzijds Tanatex en anderzijds 3C/Turbotron.
Omdat het project Chromojet bij [H] in de beslissingsfase is gekomen hadden we graag definitief uitsluitsel over de door u voorgestelde commissie.
Hier wordt gedacht aan minstens 5% gezien de werkelijk zeer hoge kosten die we totnogtoe (sedert meer dan twee jaar) in dit project hebben geïnvesteerd op basis van onze desbetreffende overeenkomst met [J] / [H] .
We zouden het samen met [J] / [H] appreciëren dat deze aangelegenheid snel wordt afgehandeld zodat we een en ander kunnen beslissen.
2.1.7.
In reactie daarop heeft Tanatex aan 3C bericht:
Naar aanleiding van uw mail dd. 4 juni jl. en het gesprek welk ik op 3 juni met de heer [Z] heb gevoerd deel ik u hierbij mede, dat wij uw commissievoorstel voor de bij [J] - [H] door Tanatex gerealiseerde omzet aan chromojet-verdikkers ad 5% onder de volgende voorwaarden kunnen accepteren:
-De commissie wordt berekend over de door Tanatex gefaktureerde ex-works-waarde en zal worden voldaan na volledige betaling van de corresponderende faktuur door [J] - [H]
-De remuneratie ad 5% wordt gezien als compensatie voor de door uw firma bij [H] gemaakte kosten + een redelijke winstopslag. Ik heb de heer [Z] gevraagd hiervoor een redelijke inschatting te geven, zodat wij de overeenkomst in tijd, dan wel tot de hoogte van de compensatie kunnen beperken.”
2.1.8.
Bij brief van 16 mei 2011 betreffende [H] / [J] heeft 3C aan Tanatex bericht:
In afwachting van een definitieve oplossing zou de omzet die ons eenzijdig werd afgenomen voorlopig vergoed worden met een commissie van 5%.
(…)
Daarom vragen we u enerzijds uw standpunt in deze zaak en anderzijds de betaling van de ons toekomende voorlopige commissie en/of de terugkeer naar de vroegere toestand waarbij Turborton c.q. 3C zelf levert aan de klant.
2.1.9.
Bij e-mail van 5 augustus 2010 heeft Tanatex aan 3C bericht:
Naar aanleiding van ons gesprek van 15 juli jl. vindt u hierbij een voorstel tot invulling van onze commerciële samenwerking in de toekomst:
- Per 31 december 2010 neemt de distributieovereenkomst tussen 3C en Tanatex een einde en 3C ontvangt een vergoeding van 25.000€ tot slot van alle rekening ivm de distributieovereenkomst en de beëindiging ervan.
- Vanaf 1 januari 2011 heeft Tanatex het recht rechtstreeks te verkopen aan klanten in België en Luxemburg; verkopen door Tanatex aan 3C zullen gebeuren onder de gebruikelijke algemene voorwaarden van Tanatex
- Met betrekking tot [J] - [H] zal 3C een consultancyovereenkomst afsluiten met Tanatex voor een periode van 3 jaar. 3C zal in het bijzonder optreden als technische raadgever en als tussenpersoon voor Tanatex ten aanzien van deze klant, evenwel zonder de bevoegdheid Tanatex te verbinden. Als vergoeding voor haar prestaties ontvangt 3C een commissie van 5% op de netto ex-works-omzet die Tanatex met deze klant realiseert. Echter betaling zal worden voldaan na volledige betaling van de corresponderende faktuur door [J] - [H] .
Ik meen dat dit een zeer redelijk voorstel is, dat beide partijen toestaat hun belangen optimaal te dienen. (...)
2.1.10. 3
3C heeft dit voorstel bij brief van 18 november 2010 afgewezen.
2.1.11.
Tanatex heeft 3C bij brief van 16 december 2010 bericht:
Wij verwijzen naar ons gesprek met de heer [Z] van 8 december jl. in verband met onze samenwerking. Hierbij beëindigt TANATEX Chemicals B.V., de distributieovereenkomst met 3C-General Technologies d.d. 1 september 1982 met inachtneming van een redelijke opzegtermijn van 1 jaar ingaande op 1 januari 2011 en eindigend op 31 december 2011. Per 31 december 2011 zal voormelde distributieovereenkomst aldus definitief een einde nemen.
Zoals eveneens overeengekomen, zullen wij ons in januari 2011 wederom treffen om verdere details met elkaar te bespreken.
Wij rekenen op een correcte uitvoering van de overeenkomst tijdens de opzegperiode.
2.1.12.
In reactie daarop heeft 3C bij brief van 2 februari 2011 aan Tanatex bericht deze wijze van beëindiging van de overeenkomst niet te aanvaarden. Voorts is in deze brief vermeld:
Kan u ons bevestigen dat u bereid bent het bedrag van € 249.228 te betalen ten titel van vervangende opzegvergoeding en het bedrag van € 221.687,76 te betalen ten titel van billijke bijkomende vergoeding? U zal begrijpen, en ons dit niet kwalijk nemen, dat wij wettelijk verplicht zijn u hiertoe in gebreke te stellen.
Wij verwijzen naar onze in Hannover gemaakte afspraak om in februari 2011 samen te komen in Ede en kunnen dit dan desgevallend verder bespreken.
Wij rekenen er uiteraard op dat u tot het einde van de opzegtermijn onze exclusiviteit zal respecteren, en in het betreffende gebied, geen enkele cliënt buiten ons om zal beleveren, en dat uiteraard ook in het verleden niet heeft gedaan. Graag ontvangen wij hiervan uitdrukkelijk bevestiging binnen de 10 werkdagen na datum van dit schrijven. Mocht blijken dat u levert dan wel heeft geleverd buiten ons om, dan zijn voormelde bedragen uiteraard te herberekenen in functie van de door ons gemiste omzet en winst.
2.1.13.
Op 10 maart 2011 heeft 3C Tanatex gedagvaard voor de rechtbank van Koophandel te Dendermonde in België. Deze rechtbank heeft zich bij vonnis van 7 oktober 2011 onbevoegd verklaard om van de vorderingen kennis te nemen omdat de Belgische rechter geen rechtsmacht toekomt.

3.Beoordeling

3.1.
In het geding in eerste aanleg vorderde 3C samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat de overeenkomst kwalificeert als een exclusieve distributieovereenkomst tevens duurovereenkomst;
II. een verklaring voor recht dat Tanatex toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst althans onrechtmatig heeft gehandeld jegens 3C door rechtstreeks aan (potentiële) klanten van 3C in België en Luxemburg te verkopen;
III. een verklaring voor recht dat Tanatex zich daarmee ongerechtvaardigd heeft verrijkt ten koste van 3C;
IV. een verklaring voor recht dat 3C ten gevolge daarvan financiële schade heeft geleden en lijdt;
V. een verklaring voor recht dat de brief van 5 augustus 2010 van Tanatex niet kan worden aangemerkt als een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst;
VI. een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen voortduurt, dan wel, indien de overeenkomst is beëindigd, dat Tanatex schadeplichtig is jegens 3C;
VII. veroordeling van Tanatex tot betaling van een voorschot van € 250.000,- op de aan 3C toekomende schadevergoeding in verband met de toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad van Tanatex;
VIII. veroordeling van Tanatex tot nakoming van de overeenkomst (indien deze nog voortduurt) en tot het staken van de verkoop en levering aan klanten in België en Luxemburg op straffe van verbeurte van dwangsommen, en tot afgifte van een lijst waarop alle bediende klanten in België en Luxemburg staan waarvan de omzet valt onder de overeenkomst, eveneens op straffe van verbeurte van dwangsommen,
IX. veroordeling van Tanatex in de proceskosten (inclusief nakosten), vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van 3C afgewezen. Daartoe werd -samengevat - geoordeeld dat Tanatex, indien 3C tijdens de besprekingen tussen partijen niet met de klantenverdeling instemde, onder de gegeven omstandigheden wel gerechtvaardigd op die instemming mocht vertrouwen. Wat klant [J] betreft heeft 3C onvoldoende gemotiveerd betwist dat de afspraak is gemaakt dat Tanatex zelf aan [J] zou verkopen. Tanatex heeft dan ook geen wanprestatie gepleegd, evenmin onrechtmatig tegenover 3C gehandeld en zich ook niet ongerechtvaardigd jegens 3C verrijkt. De overeenkomst is voorts door Tanatex, die een opzegtermijn hanteerde van meer dan drie maal de contractuele opzegtermijn, rechtsgeldig door opzegging beëindigd zodat Tanatex in verband met die opzegging niet schadeplichtig is.
3.3.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt 3C met haar grieven op. In hoger beroep heeft 3C aan haar onder 3.1 weergegeven vorderingen toegevoegd de vordering tot benoeming van een deskundige die de schade van 3C berekent, dan wel tot veroordeling van Tanatex om haar omzetgegevens aan een door het hof te benoemen externe deskundige met betrekking tot klanten in België en Luxemburg in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2015 te overleggen, op straffe van verbeurte van dwangsommen. Tegen deze eisvermeerdering (die niet strijdig is met de goede procesorde) is geen bezwaar gemaakt zodat het hof daarop acht zal slaan.
3.4.
De advocaat van 3C heeft voorafgaand aan het pleidooi als productie 35 een uitvoerige verhandeling van [Y] [Z] , bestuurder van 3C, aan het hof toegezonden. Tanatex heeft tegen het in het geding brengen van dit stuk bezwaar gemaakt. Het hof zal dit bezwaar honoreren en op de inhoud van dit stuk, dat als nadere memorie te kenschetsen is, geen acht slaan. De twee conclusie regel brengt mee dat in bedoeld stadium van het geding geen nieuwe grieven dan wel als zodanig aan te merken nieuwe feitelijke stellingen naar voren konden worden gebracht, terwijl het ook verder met de eisen van een goede procesorde in strijd is te achten dat ter gelegenheid van het pleidooi, naast hetgeen bepleit wordt en in de pleitnotities is neergelegd, door een van partijen een (uitvoerig) stuk wordt overgelegd waarin deze zijn/haar standpunt nader uiteenzet.
3.5.
Het hof zal in de eerste plaats beoordelen of Tanatex toerekenbaar is tekortgeschoten door in weerwil van de bepaling in de overeenkomst van 1 september 1982 dat 3C als haar “exclusive distributor” in België en Luxemburg werd aangesteld zelf klanten in bedoelde regio te beleveren.
3.6.
Tanatex heeft zich in dit verband beroepen op in juli 2001 (in het kader van de overname van de aandelen in Tanatex door Bayer A.G. en daaruit resulterende groei van de omzet) en februari 2009 gemaakte (nadere) afspraken met de bestuurder van 3C, [Z] , die inhielden dat de klanten over 3C en Tanatex werden verdeeld. Zij verwijst in dit verband met name naar de in rov. 2.1.3 tot en met 2.1.5 genoemde stukken en stelt dat, mede blijkens de inhoud van bedoelde stukken, aan die afspraken ook uitvoering is gegeven.
3.7. 3
C erkent dat op vorenbedoelde tijdstippen tussen partijen gesprekken zijn gevoerd maar zij betwist dat tussen partijen (bindende) afspraken zijn gemaakt betreffende een verdeling van de klanten. Zij beroept zich in dit verband op de zogenoemde NOM-clausule vervat in artikel 20 van de overeenkomst en voert ter weerlegging van het standpunt van Tanatex een aantal feitelijke stellingen aan. Met betrekking tot deze feitelijke stellingen overweegt het hof als volgt.
3.7.1. 3
C stelt dat zij in 2001 een klantenlijst aan Tanatex heeft verstrekt. Dat was een bespreekstuk, geen resultaat van een klantenverdeling; in 2001 is volgens haar slechts met Tanatex (toen nog Sybron geheten) besproken dat 3C ook het (door de overname door Bayer) verruimde assortiment zou verkopen en dat laatste is aan klanten bevestigd. Dit standpunt onderbouwt zij met verwijzing naar door haar overgelegde Nederlands- en Franstalige standaardbrieven aan klanten van 4 respectievelijk 14 november 2001. Het hof constateert dat in de bewuste brieven valt te lezen dat 3C ook als vertegenwoordiger voor Bayer producten wordt aangesteld, maar ook dat technische ondersteuning door Bayer/Tanatex plaatsvindt. Die inhoud laat de mogelijkheid van klantverdeling onverlet, temeer nu 3C het hof niet heeft geïnformeerd aan welke klanten die brieven zijn gestuurd. De mogelijkheid blijft daarmee open dat alleen die klanten die 3C volgens de klantverdelingsovereenkomst zou blijven bedienen een dergelijke brief hebben ontvangen.
3.7.2.
Verder voert 3C aan dat zij haar klanten zoveel mogelijk tegemoet wilde komen door hen rechtstreeks door Tanatex te laten beleveren, maar dat de facturering wel altijd via haar liep. Zij heeft echter nagelaten dat betoog met facturen te onderbouwen, hoewel dat op haar weg had gelegen.
3.7.3.
Volgens 3C is in de gesprekken in 2009 (voorts) slechts afgesproken dat technici van Tanatex de klanten van 3C mochten “bezoeken” in het kader van technische ondersteuning. Waarom daartoe tussen partijen een afspraak moest worden gemaakt heeft 3C niet verklaard, hetgeen wel op haar weg lag nu zij betoogt dat juist zij over de vereiste technische kennis beschikte en (voorts) in 2001 in voornoemde standaardbrieven al was meegedeeld aan klanten dat Tanatex technische ondersteuning verleende. Waarom blijkens de afspraak in 2009 ten slotte sommige klanten wel, en andere niet door Tanatex technisch ondersteund mochten worden, is eveneens onopgehelderd gebleven.
3.7.4.
Met betrekking tot klant [J] / [H] heeft 3C ook in hoger beroep bestreden dat is overeengekomen deze klant (na 2009) rechtstreeks door Tanatex zou worden bediend. In hoger beroep heeft zij het feit, dat zij in haar correspondentie met Tanatex over [J] / [H] steeds rept over een “commissie” voor 3C van Tanatex verklaard door te stellen dat dit commissie betrof voor extra verkopen aan [J] / [H] ten gevolge van technische ondersteuning door Tanatex aan [J] / [H] . Die verklaring staat evenwel haaks op de eigen mededelingen van 3C in haar in rov. 2.1.8 aangehaalde brief van 16 mei 2011 dat de “omzet die ons eenzijdig werd afgenomen” zou worden vergoed met commissie en dat als alternatief voor een oplossing ook ”terugkeer naar de vroegere toestand waarbij […] 3 C zelf levert aan de klant” wordt voorgesteld. Ook de andere overlegde stukken bevatten geen onderbouwing voor het betoog van 3C.
3.8.
Daar komt bij dat noch uit het betoog noch uit de producties van 3C kan worden afgeleid dat zij na 2001 is doorgegaan met het verkopen aan klanten die volgens de klantverdelingslijsten aan Tanatex waren toebedeeld, hetgeen voor haar - indien juist - eenvoudig mogelijk moet zijn geweest door de desbetreffende facturen te overleggen. Aan 3C kan niet voorbij zijn gegaan dat die klanten na 2001 niet meer bij 3C kochten zodat verwacht mag worden dat, als daaraan geen klantverdelingsovereenkomst ten grondslag lag, 3C zich daarover bij Tanatex heeft beklaagd. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft 3C ook aangevoerd dat zij dat bij herhaling heeft gedaan, onder verwijzing naar een aantal eerder door haar overgelegde producties. Het hof constateert echter dat die schriftelijke protesten tot medio 2010 geen betrekking hebben op het beleveren van klanten van 3C door Tanatex maar op andere onderwerpen, zoals te late facturen of verkeerde leveringen. Vanaf medio 2010 is dat anders, maar bezien in de context dat Tanatex toen al aan 3C had laten weten op beëindiging van de relatie aan te sturen komt daaraan onvoldoende gewicht toe.
3.9.
Het hof komt gelet op het voorgaande tot de slotsom dat 3C onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en onderbouwd dat partijen, zoals Tanatex stelt, in het kader van de overname van de aandelen in Tanatex door Bayer en de omzettoename die daarvan het gevolg was, afspraken hebben gemaakt die inhielden er tussen hen een klantenverdeling zou plaatsvinden, althans dat Tanatex daar in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. Dit laatste wordt niet anders indien het bepaalde in artikel 20 van de overeenkomst daarbij wordt betrokken. Tanatex heeft haar vertrouwen mogen baseren op afspraken die naar aanleiding van (mede in het voordeel van 3C) gewijzigde omstandigheden zijn gemaakt met (de bestuurder van) 3C en waaraan, naar blijkens het voorgaande moet worden aangenomen, vervolgens ook uitvoering is gegeven. Het feit dat in de oorspronkelijke overeenkomst is bepaald dat wijzigingen schriftelijk dienen plaats te vinden brengt in de gegeven omstandigheden niet mee dat Tanatex de verklaringen en gedragingen van 3C niet redelijkerwijze in die zin mocht verstaan dat 3C ermee instemde dat tussen hen, in afwijking van de overeenkomst, een klantenverdeling zou gelden.
Dit brengt mee dat het betoog van 3C dat Tanatex door in het in de overeenkomst vermelde gebied op de gedane wijze rechtstreeks aan klanten te leveren jegens 3C toerekenbaar is tekort geschoten, zich ongerechtvaardigd jegens 3C heeft verrijkt dan wel onrechtmatig jegens 3C heeft gehandeld, wordt verworpen. Hierop stuiten de grieven 1 tot en met 6 af.
3.10.
Volgens 3C moet de overeenkomst worden beschouwd als een overeenkomst voor onbepaalde tijd die bijna dertig jaar heeft geduurd. De consequentie daarvan is volgens 3C, naar het hof begrijpt, dat de gehanteerde opzegtermijn van ruim 1 jaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar is.
3.11.
Het hof volgt 3C niet in haar betoog. Volgens artikel 16 van de overeenkomst is deze aangegaan voor een jaar en wordt deze “
automatically renewed and continued from year to year for one calendar year”. Het enkele gegeven dat deze jaarlijkse verlenging achteraf bezien gedurende bijna 30 jaar heeft plaatsgevonden maakt niet dat aan deze bepaling geen betekenis meer toekomt en de overeenkomst is gewijzigd in een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
3.12.
Ter beoordeling ligt verder voor of de opzegging zoals die feitelijk heeft plaatsgevonden rechtsgeldig is geschied. Tanatex heeft de overeenkomst bij brief van 16 december 2010 opgezegd tegen 31 december 2011. 3C heeft bij pleidooi in hoger beroep aangevoerd dat dit ongeldig is. Volgens haar moet het vervolg van artikel 16 zo worden uitgelegd dat de opzegtermijn van drie maanden moet worden inachtgenomen voor de datum van verlenging van de overeenkomst (die dateert van 1 september 1982) zijnde 1 september van volgende jaar, en dat opzegging tegen een andere datum niet mogelijk is.
3.13.
Het hof constateert allereerst dat Tanatex, door op 16 december 2010 op te zeggen tegen een na 1 september 2011 gelegen datum, een ruimere opzegtermijn in acht heeft genomen dan drie maanden voorafgaand aan de datum van verlenging van de overeenkomst. Wat betreft de datum waartegen is opgezegd is van belang dat Tanatex een ruimere termijn dan tot 1 september 2011 heeft gehanteerd, namelijk tot 31 december 2011. Daardoor liep de overeenkomst nog vier maanden langer door. Tanatex heeft daarmee kennelijk het belang van 3C bij een langere opzegtermijn willen dienen. 3C heeft de datum waartegen is opgezegd in haar brief van 2 februari 2011 ook niet aan de orde gesteld, laat staan aanspraak gemaakt op verkorting van de termijn. Zij heeft integendeel in deze procedure bepleit dat een langere opzegtermijn had moeten worden gehanteerd dan Tanatex deed. Ervan uitgaande dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat in beginsel slechts tegen 1 september kon worden opgezegd, brengt, gelet op dit een en ander, de door 3C jegens Tanatex in acht te nemen redelijkheid en billijkheid mee dat aan de door Tanatex gedane opzegging tegen een later gelegen datum rechtsgevolg toekomt.
3.14.
De door Tanatex feitelijk gehanteerde opzegtermijn is derhalve beduidend langer dan drie maanden. De periode gelegen tussen de datum van opzegging en de datum waartegen is opgezegd, is iets meer dan een jaar. Die termijn acht het hof onder de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kort. Daarbij wordt mede in ogenschouw genomen dat de overeenkomst circa dertig jaar heeft geduurd en dat partijen reeds maanden voor de datum van opzegging in overleg waren over de beëindiging van de overeenkomst maar ook, dat 3C niet (voldoende) heeft geconcretiseerd waarom zij op een langere opzegtermijn dan gehanteerd had mogen vertrouwen dan wel waarom de gehanteerde termijn in haar situatie niet acceptabel is.
3.15.
Op bovenstaande oordelen stuiten de grieven 7 tot en met 9 af.
3.16.
De slotsom luidt dat alle grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Voor toewijzing van de nieuwe vordering in hoger beroep en voor een voorschot op schadevergoeding bestaat bij deze stand van zaken geen grondslag, zodat deze vorderingen zullen worden afgewezen. 3C zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt 3C in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Tanatex begroot op € 716,= aan verschotten en € 3.222,= voor salaris en op € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, C.C. Meijer en H. Koster en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018.