ECLI:NL:GHAMS:2018:220

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
200.157.926/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijsopdracht aan appellant na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 5 december 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2018 een arrest gewezen in hoger beroep. De appellant, wonend te Nijmegen en vertegenwoordigd door advocaat mr. F.G.M.M. Alsters, heeft de zaak aangespannen tegen de geïntimeerde, gevestigd te Heerlen en vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. Debije. Het hof heeft in het derde tussenarrest overwogen dat het noodzakelijk is om de appellant in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het niet nakomen van de inspanningsverplichting door de geïntimeerde, zoals vastgelegd in artikel 3.1 van de overeenkomst. Beide partijen hebben ingestemd met de voortzetting van de procedure zoals voorgesteld door het hof.

Het hof heeft de appellant toegelaten tot het bewijs, waarbij hij de mogelijkheid heeft om dit bewijs te leveren door middel van getuigenverhoor of een deskundige. De raadsheer-commissaris, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, is benoemd om het getuigenverhoor te leiden, dat zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Amsterdam. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor het inbrengen van schriftelijk bewijs of het opgeven van verhinderdata voor getuigen in de periode van april tot en met juni 2018. Het hof heeft verdere beslissingen aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.157.926/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 januari 2018
inzake
[appellant]
wonend te Nijmegen,
appellant,
advocaat: mr. F.G.M.M. Alsters te Nijmegen,
tegen:
[geïntimeerde],
gevestigd te Heerlen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A J.C. Debije te Rotterdam.

1.Het geding na verwijzing door de Hoge Raad

Partijen worden hierna wederom [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Op 5 december 2017 heeft dit hof in deze zaak een derde tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar het tussenarrest verwezen.
Partijen hebben beiden een akte uitlating voortzetting procedure genomen.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In bedoeld (derde) tussenarrest heeft het hof overwogen dat het mede met het oog op de voortgang van de zaak aanleiding ziet om terug te komen van het voornemen om een door hem geschikt geachte deskundige te benoemen en [appellant] , op wie de bewijslast ter zake van de door hem beweerdelijk geleden schade rust, in de gelegenheid te stellen om aan te tonen dat als gevolg van het niet nakomen door [geïntimeerde] van de in artikel 3.1 van de overeenkomst neergelegde inspanningsverplichting door [appellant] voor vergoeding in aanmerking komende schade is geleden en voorts om het bewijs bij te brengen van de omvang daarvan.
2.2.
Partijen hebben in hun aktes te kennen gegeven met deze wijze van voortzetting van de procedure in te stemmen.
2.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
laat [appellant] toe tot het in rov. 2.4 van het tussenarrest van 5 december 2017 bedoelde bewijs;
bepaalt dat indien [appellant] dit bewijs wil leveren door middel van een getuigenverhoor dan wel (nadat deze eerst schriftelijk heeft gerapporteerd) een partij-deskundigeverhoor dit verhoor zal plaatshebben voor mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, daartoe tot raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam op een nader door de raadsheer-commissaris te bepalen dag en uur;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 20 maart 2018voor het in het geding brengen door [appellant] van schriftelijk bewijs dan wel, indien hij getuigen wil doen horen, voor opgave door de advocaat van [appellant] van verhinderdata aan weerszijden (ook die van de getuigen), met opgave van de namen van de getuigen, in de periode april tot en met juni 2018;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, W.A.H. Melissen en D.J. Oranje en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 januari 2018.