In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 5 december 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2018 een arrest gewezen in hoger beroep. De appellant, wonend te Nijmegen en vertegenwoordigd door advocaat mr. F.G.M.M. Alsters, heeft de zaak aangespannen tegen de geïntimeerde, gevestigd te Heerlen en vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. Debije. Het hof heeft in het derde tussenarrest overwogen dat het noodzakelijk is om de appellant in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het niet nakomen van de inspanningsverplichting door de geïntimeerde, zoals vastgelegd in artikel 3.1 van de overeenkomst. Beide partijen hebben ingestemd met de voortzetting van de procedure zoals voorgesteld door het hof.
Het hof heeft de appellant toegelaten tot het bewijs, waarbij hij de mogelijkheid heeft om dit bewijs te leveren door middel van getuigenverhoor of een deskundige. De raadsheer-commissaris, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, is benoemd om het getuigenverhoor te leiden, dat zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Amsterdam. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor het inbrengen van schriftelijk bewijs of het opgeven van verhinderdata voor getuigen in de periode van april tot en met juni 2018. Het hof heeft verdere beslissingen aangehouden tot de volgende zitting.