ECLI:NL:GHAMS:2018:2195

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
23-003602-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en afpersing in vereniging; onvoldoende bewijs voor betrokkenheid verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing in vereniging, gepleegd op 15 september 2015 in een kledingwinkel in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging met geweld en het afnemen van goederen van de aangever, waaronder een geldbedrag en persoonlijke bezittingen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, aangezien er slechts één getuige was die de verdachte had geïdentificeerd en er geen steunbewijs was voor deze identificatie. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant, dat de verdachte zou identificeren op basis van zijn manier van lopen, werd als onvoldoende beschouwd omdat het niet specifiek genoeg was. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de overval had gepleegd, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze zich in hoger beroep niet opnieuw had gevoegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003602-17
datum uitspraak: 3 juli 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-669051-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Door het openbaar ministerie is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in kledingwinkel [naam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 250 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] en/of kledingwinkel [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- ( nadat voornoemde [slachtoffer] aan verdachte en/of zijn mededader(s) een ketting had overhandigd om te passen) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Zo, nu kan ik gewoon weglopen zonder te betalen" en/of "Nee ik maak geen grap ik betaal niet" en/of dat hij, voornoemde [slachtoffer], geen politie moest bellen, in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de mouw van zijn, verdachte's en/of zijn mededader's jas heeft/hebben gegrepen en/of uit voornoemde mouw van voornoemde jas een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te voorschijn heeft/hebben gehaald en/of
- ( vervolgens) voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gewezen en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik maak geen grap! Ik ben heel agressief en jij gaat me nu het geld uit de kassa geven!", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de gehele tijd zijn/hun hand op zijn/hun rug heeft/hebben gehouden (waardoor voornoemde [slachtoffer] de indruk kreeg dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) mogelijk een wapen achter zijn/hun rug (vast) hield(en));
en/of
hij op of omstreeks 15 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in kledingwinkel [naam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
- een ketting en/of
- een mobiele telefoon en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 60 euro en/of
- een pet en/of
- een paar schoenen (merk: New Balance),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of kledingwinkel [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- ( nadat voornoemde [slachtoffer] aan verdachte en/of zijn mededader(s) een ketting had overhandigd om te passen) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Zo, nu kan ik gewoon weglopen zonder te betalen" en/of "Nee ik maak geen grap ik betaal niet" en/of dat hij, voornoemde [slachtoffer], geen politie moest bellen, in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de mouw van zijn, verdachte's en/of zijn mededader's jas heeft/hebben gegrepen en/of uit voornoemde mouw van voornoemde jas een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te voorschijn heeft/hebben gehaald en/of
- ( vervolgens) voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of met voornoemd mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gewezen en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik maak geen grap! Ik ben heel agressief en jij gaat me nu het geld uit de kassa geven!", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "maak je zakken leeg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in de zakken van voornoemde [slachtoffer] heeft gevoeld en/of een telefoon en/of een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 60 euro uit de zakken van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Waar zijn de camerabeelden, laat me zien", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen zijn mededader heeft gezegd: "Jij blijft hier wachten tot ik helemaal weg ben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) de gehele tijd zijn/hun hand op zijn/hun rug heeft/hebben gehouden (waardoor voornoemde [slachtoffer] de indruk kreeg dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) mogelijk een wapen achter zijn/hun rug (vast) hield(en)).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd..

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de eerste en tweede cumulatief/ alternatief ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 jaren, met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – verkort weergegeven – dat er slechts één getuige is die de verdachte als één van de daders heeft geïdentificeerd en steunbewijs daartoe ontbreekt. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] betreffende de typerende manier van lopen van de verdachte kan niet als steunbewijs dienen nu door [verbalisant 1] niet is beschreven wat typerend is aan het loopje van de verdachte. Ook het feit dat de verdachte drie dagen later samen met de medeverdachte [medeverdachte] is aangehouden kan niet als steunbewijs worden aangemerkt, nu bij de verdachte, in tegenstelling tot de medeverdachte, niets is aangetroffen van de in de onderhavige zaak weggenomen spullen. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen aangezien er geen nauwe en bewuste samenwerking uit het dossier blijkt.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de aangifte en de foslo-confrontatie waarbij de aangever de verdachte heeft herkend als één van de overvallers. Daarnaast is het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] redengevend, waaruit blijkt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] drie dagen na het onderhavige feit is aangehouden wegens diefstal in vereniging. Tevens blijkt uit dit proces-verbaal dat de verbalisant de verdachte op die beelden heeft herkend aan zijn typerende manier van lopen. Het openbaar ministerie kent voorts gewicht toe aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] waaruit blijkt dat de verdachte goud-/zilverkleurige tanden heeft, waarover de aangever eveneens heeft verklaard.
Het vorenstaande vormt in de visie van het openbaar ministerie voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring.
Oordeel van het hof
Anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde bevinden zich in het procesdossier een verklaring van de aangever, waarin hij over één van de daders verklaart dat deze een gouden grill op de ondertanden had en ‘met zijn borst vooruit, kont naar achteren en armen naar buiten’ liep, en een foslo-confrontatie waarbij de aangever de verdachte heeft herkend als één van de daders. Diens verklaringen vinden echter onvoldoende concrete steun in ander bewijsmateriaal voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (dossier p. 36) biedt onvoldoende steun, nu daarin niet is beschreven wat er typerend of onderscheidend is aan het loopje van de verdachte, zoals dat te zien was op de beelden van het incident op 18 september 2015. Volgens mededeling van de advocaat-generaal zijn de beelden en nadere informatie van de verbalisant over het loopje van de verdachte niet meer te achterhalen, zodat nader onderzoek daarnaar niet kan plaatsvinden. De verdachte heeft voorts enkele gouden tanden in zijn onder- en bovenkaak maar het hof acht dit onvoldoende onderscheidend om hier als steunbewijs te kunnen dienen. Dat de verdachte heeft erkend dat hij wel eens in die winkel is geweest en het feit dat de verdachte zowel in 2014 als drie dagen na het ten laste gelegde feit samen met de medeverdachte [medeverdachte] is aangehouden op verdenking van een ander strafbaar feit, is onvoldoende redengevend voor zijn betrokkenheid bij het onderhavige ten laste gelegde feit. De advocaat-generaal heeft er voorts op gewezen dat de verdachte bij dat andere feit als laatste de winkel heeft verlaten, evenals degene die door aangever in de onderhavige zaak als de verdachte is herkend. Het hof acht dit echter niet zodanig specifiek of bijzonder dat dit de verklaringen van aangever voldoende ondersteunt. Tot slot is, anders dan bij de medeverdachte, bij de verdachte geen deel van de buit aan getroffen, terwijl technisch bewijs evenmin voorhanden is.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat het de verdachte is geweest die de overval op de winkel [naam] heeft (mede)gepleegd. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] is in eerste aanleg in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, ligt er geen vordering aan het hof voor, waarover het hof een beslissing dient te nemen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2018.
[...]