ECLI:NL:GHAMS:2018:2157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
23-003431-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere, was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 29 september 2017. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA op 6 december 2015 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een hoeveelheid van ongeveer 4,21 gram cocaïne en 14,1 pillen MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de eerdere veroordeling tot ISD en de tijd die sinds de feiten is verstreken. Tevens heeft het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijk opgelegde straffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003431-17
datum uitspraak: 2 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 september 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-016349-16 en 13-864141-13 (TUL), 13-282409-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 december 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of aangeboden en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid ongeveer 4,21 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid ongeveer 14,1 pillen van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde (telkens) (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 december 2015 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van ongeveer 4,21 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde (kort samengevat: het vervoeren en aanwezig hebben van kleine hoeveelheden cocaïne en XCT-pillen) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van een straf of een maatregel, nu de verdachte op 1 november 2017 door de rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot ISD: de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De raadsman heeft het hof eveneens verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of een maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep bij de vraag of een straf of maatregel dient te worden opgelegd gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zowel (kleine hoeveelheden) pillen met MDMA als cocaïne aanwezig gehad, stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Stoffen waarvan het gebruik bezwarend is voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Het hof stelt vast dat, zoals hiervoor reeds is vermeld, de verdachte op 1 november 2017 door de rechtbank Amsterdam onherroepelijk is veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
In het licht hiervan en gezien de omstandigheid dat sprake is van feiten die zich al weer drie jaar geleden hebben voorgedaan, acht het hof het, onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering tenuitvoerlegging

De advocaat-generaal heeft het hof verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het kantongerecht Amsterdam van 4 oktober 2013, voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hof zal, ook gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het kantongerecht Amsterdam van 4 oktober 2013, parketnummer 13-864141-13, voorwaardelijk opgelegde straf.

Vordering tenuitvoerlegging

De advocaat-generaal heeft het hof verzocht het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het kantongerecht Amsterdam van 17 november 2014, voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hof zal, ook gelet op het standpunt van de advocaat-generaal, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het kantongerecht Amsterdam van 17 november 2014, parketnummer 13-282409-14, voorwaardelijk opgelegde straf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13-864141-13.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13-282409-14.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. F.M.D. Aardema en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2018.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arret mede te ondertekenen.
[…]