ECLI:NL:GHAMS:2018:2146
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [A]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, hebben op 3 januari 2018 beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de ondertoezichtstelling van hun dochter was verlengd. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [A], die in 2015 is geboren. De rechtbank had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 19 oktober 2017 was verlengd. De ouders hebben betoogd dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en dat zij in staat zijn om voor [A] te zorgen, vooral gezien hun verbeterde situatie en de positieve ontwikkeling van hun andere kind, [B].
De gecertificeerde instelling (GI) heeft echter betoogd dat de uithuisplaatsing van [A] noodzakelijk blijft, gezien de ernstige gedragsproblemen die zij in het verleden heeft vertoond en de stabiliteit die zij momenteel in het pleeggezin ervaart. De pleegzorgbegeleider heeft bevestigd dat [A] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin, maar dat er nog steeds moeilijk gedrag kan optreden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook geadviseerd om de uithuisplaatsing in stand te houden, gezien de specifieke opvoedingsbehoeften van [A].
Het hof heeft overwogen dat, hoewel de ouders stappen hebben gezet in hun ontwikkeling, de specifieke behoeften van [A] niet kunnen worden vervuld door de ouders op dit moment. De ouders hebben niet aangetoond dat zij in staat zijn om de zorg voor [A] op zich te nemen, gezien de schade die zij in haar vroege leven heeft opgelopen. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de ouders afgewezen.